Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2193/96 van David HALLAM aan de Commissie. BSE-destructors

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2193/96 van David HALLAM aan de Commissie. BSE-destructors

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2193/96 van David HALLAM aan de Commissie. BSE-destructors

Publicatieblad Nr. C 060 van 26/02/1997 blz. 0133


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2193/96 van Susan Waddington (PSE) aan de Commissie (26 juli 1996)

Betreft: BSE-destructors

Is de Commissie op de hoogte van enig risico voor de gezondheid van mensen of dieren of voor het milieu in de onmiddellijke nabijheid van een destructor waarin met BSE besmette dieren worden verbrand, hetzij via lucht, water of contact met personen of dieren die geregeld zijn blootgesteld aan rook of afval van dergelijke destructors, of aan de verbrandingsprodukten daarvan bij storting op stortplaatsen?

Is de Commissie op de hoogte van verschillen van mening in de wetenschappelijke gemeenschap over de veiligheid van verbranding van met BSE besmet materiaal?

Welke emissies kunnen er worden verwacht van een destructor waarin met BSE besmette dieren worden verbrand?

Zijn er door de Commissie of door andere bij de Commissie bekende organisaties onderzoeken uitgevoerd naar de gevolgen van verbranding van met BSE besmet materiaal en de daaropvolgende behandeling van de verbrandingsresten voor:

- nabijgelegen stedelijke gebieden, met name voor de gezondheid van mensen en dieren en de veiligheid van het lokale grondwater;

- nabijgelegen plattelandsgebieden, met name voor de gezondheid van mensen en dieren en de veiligheid van de landbouwprodukten;

- de werknemers in een BSE-destructor;

- de grondwaterspiegels;

- de voedselketen?

Zijn er door de Commissie of door andere bij de Commissie bekende organisaties onderzoeken uitgevoerd naar de geur van brandende met BSE besmette kadavers?

Kan de Commissie de teksten van dergelijke onderzoeken verstrekken?

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie (17 september 1996)

De Commissie beschikt niet over voldoende betrouwbare informatie over de vraag of aan de bedoelde verrichtingen al dan niet risico's zijn verbonden. Verbranding houdt evenwel in dat een temperatuur van meer dan 800° C wordt bereikt, gewoonlijk in ovens met een tweefasenbrander. Het is bekend dat de betrokken temperaturen eiwitten volledig denatureren. Het wordt derhalve onwaarschijnlijk geacht dat enig besmettelijk organisme deze temperaturen overleeft.

Er is geen reden om aan te nemen dat met boviene spongiforme encefalopathie besmette kadavers bij verbranding anders zouden ruiken dan andere dode dieren of dierlijk afval.