Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2502/96 van John IVERSEN aan de Commissie. BSE-problematiek

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2502/96 van John IVERSEN aan de Commissie. BSE-problematiek

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2502/96 van John IVERSEN aan de Commissie. BSE-problematiek

Publicatieblad Nr. C 091 van 20/03/1997 blz. 0008


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2502/96 van John Iversen (PSE) aan de Commissie (23 september 1996)

Betreft: BSE-problematiek

Kan de Commissie mededelen welke de consequenties zijn voor de Directeur-generaal Guy Legras die, sprekende over de BSE-ziekte, heeft gezegd dat een debat in de wetenschappelijke comités moet worden vermeden omdat iedere discussie over de BSE onvermijdelijk problemen voor de vleesmarkt met zich meebrengt?

Is de Commissie ook niet van mening dat hij hiermede meer heeft gedacht aan stabiele vleesmarkten dan aan de gezondheid van de consumenten?

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie (11 november 1996)

Vermoedelijk doelt het geachte Parlementslid op een brief die de heer Legras, directeur-generaal Landbouw, op 1 maart 1993 gezonden heeft aan de heer Perissich, directeur-generaal Interne Markt. Frankrijk had toen onlangs een verbod ingevoerd op het gebruik van bepaalde weefsels van runderen en schapen in babyvoeding, dat verder ging dan het advies van het Wetenschappelijk Veterinair Comité. Deze kwestie was aan de orde gesteld in een vergadering van de hoofden van de diensten van de Lid-Staten die zich bezighouden met de veiligheid van levensmiddelen. Door delegaties werd gevraagd de zaak voor te leggen aan het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding.

De context van de brief was dat adviezen aan de Commissie over aangelegenheden op het gebied van boviene spongiforme encefalopathie sinds 1989 altijd door het Wetenschappelijk Veterinair Comité waren gegeven, waardoor dit het wetenschappelijke comité was dat terzake het meest deskundig was. In feite had het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding een werkgroep over dit onderwerp opgericht omdat in het voorstel voor een richtlijn over babyvoeding specifiek naar het gebruik van slachtafvallen werd verwezen. De kwestie is dan door een gezamenlijke werkgroep van de twee comités onderzocht en vervolgens heeft het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding in zijn vergadering van 16 en 17 september 1993 het eerdere advies van het Wetenschappelijk Veterinair Comité onderschreven in die zin dat de volksgezondheid voldoende werd beschermd door de bestaande maatregelen.

De Commissie geeft prioriteit aan de bescherming van de volksgezondheid, maar draagt tegelijk ook verantwoordelijkheid ten aanzien van het beheer van de rundvleesmarkt. Daarom moet zij er zorg voor dragen dat de genomen maatregelen dienstig en nodig zijn. Het zou onverantwoord zijn als de Commissie telkens wanneer van nieuwe bezorgdheid of informatie sprake is, op zo'n wijze zou reageren dat er bij het publiek onnodige angst ontstaat en de markt met ernstige consequenties te kampen krijgt.