SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2951/96 van Dietrich ELCHLEPP aan de Commissie. EU-opleidingsprogramma's
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2951/96 van Dietrich ELCHLEPP aan de Commissie. EU-opleidingsprogramma's
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2951/96 van Dietrich ELCHLEPP aan de Commissie. EU-opleidingsprogramma's
Publicatieblad Nr. C 083 van 14/03/1997 blz. 0100
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2951/96 van Dietrich Elchlepp (PSE) aan de Commissie (8 november 1996)
Betreft: EU-opleidingsprogramma's
De EU-opleidingsprogramma's, vooral SOCRATES en LEONARDO, en de desbetreffende programma's die daaraan voorafgingen, hebben tot dusver belangrijke diensten bewezen om de weg te wijzen naar een Europese "onderwijsruimte¨. Zij hebben bijvoorbeeld door grensoverschrijdende projecten voor innovaties binnen de beroepsopleiding gezorgd en in de lid-staten een discussie op gang gebracht over de vraag of niet meer aandacht aan het leren van vreemde talen moet worden besteed.
De duidelijke wanverhouding die bestaat tussen de ter beschikking staande middelen en een sterk toenemend aantal aanvragers leidt inmiddels bij sommige programma-onderdelen tot onverantwoordelijk hoge afwijzingspercentages en tot beperkte steuntoezeggingen aan diverse projecten, wat aanleiding geeft tot veel teleurstelling en verbittering bij de aanvragers. Het gevaar bestaat dat het beeld van de stimuleringsprogramma's en daarmee de Europese gedachte in diskrediet raakt en aanvragers wier verzoek werd afgewezen, voortaan niet meer meedoen.
1. Zou het in de toekomst niet zinvol zijn bij de programma's SOCRATES en LEONARDO de financiële middelen te concentreren op een beperkt aantal programmalijnen en wel die, welke op grond van de praktijkervaring een echte Europese meerwaarde opleveren, maar ook om ervoor te zorgen dat per geval de garantie bestaat van een toereikende projectfinanciering met een groot nut voor de betrokkenen?
2. Zou het niet bevorderlijk zijn voor een grotere mobiliteit van jonge werknemers en werkneemsters op de Europese arbeidsmarkt en dus voor de verbetering van hun kansen op de arbeidsmarkt, en zou het tevens als bijdrage tot meer verdraagzaamheid en begrip voor elkaar in Europa niet van groot belang zijn over te gaan tot concentratie van de begrotingsmiddelen, bijvoorbeeld op de uitwisselingsmaatregelen voor jongeren die een beroepsopleiding volgen en op het leren van vreemde talen, vooral gelet op het feit dat thans slechts 0,5% van alle jongeren die een niet-universitaire beroepsopleiding volgen aan dergelijke uitwisselingsmaatregelen deelneemt?
Antwoord van mevr. Cresson namens de Commissie (4 december 1996)
Ook de Commissie is van mening dat de programma's Socrates en Leonardo da Vinci een aanzienlijke bijdrage leveren tot de schepping van een "open ruimte¨ voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding en een belangrijke stimulans voor innovatie vormen.
Het percentage afgewezen aanvragen is voor de meeste onderdelen van het programma Socrates niet onaanvaardbaar hoog, hoewel het totale volume van de beschikbare steun een aantal potentiële aanvragers wellicht ertoe doet besluiten geen aanvraag in te dienen. De geringe hoogte van de verleende subsidies in bepaalde onderdelen van het programma vormt echter wel aanleiding tot enige zorg, vooral wat het hoger onderwijs betreft (Erasmus).
De Commissie is niet van oordeel dat het aantal activiteiten in het raam van Socrates verminderd zou moeten worden, aangezien deze stuk voor stuk zorgen voor een significante toegevoegde waarde op Europees niveau. Evenmin mag alle steun worden geconcentreerd op de bevordering van de uitwisselingsactiviteiten ten behoeve van jongeren die een beroepsopleiding volgen of op maatregelen ter bevordering van het leren van talen. Dit zijn belangrijke sectoren voor steun, maar zij moeten hun plaats innemen temidden van een algemenere reeks maatregelen die bedoeld zijn om de Europese dimensie van de mogelijkheden tot leren tijdens het gehele leven van de mens te vergroten. Dit is van cruciaal belang, zowel om de kwaliteit en flexibiliteit van de menselijke hulpbronnen in Europa te bevorderen als om de kansen op persoonlijke bevrediging voor mensen van alle leeftijden en in alle onderdelen van de maatschappij, te verbeteren.
Socrates dient dus allerlei transnationale activiteiten te blijven bevorderen, die aangepast zijn aan de behoeften van de betrokken groepen. Hiervoor is het wellicht nodig een groot aantal mensen een betrekkelijk lage subsidie te verlenen (bijvoorbeeld mobiliteitssubsidies voor studenten in het kader van Erasmus of voor jongeren die deelnemen aan uitwisseling in het kader van Lingua). Soms wordt steun verleend op een selectievere basis voor gerichte, grootschalige projecten waarvoor dienovereenkomstig hogere subsidies per eenheid worden verleend.
Wat het programma Leonardo da Vinci betreft, heeft de Commissie de financiële middelen geconcentreerd op vijf prioritaire onderwerpen op het gebied van de beroepsopleiding, prioriteiten die gebaseerd zijn op het Witboek van de Commissie "Onderwijzen en leren: naar een cognitieve samenleving¨.
Ook de Commissie wenst de Europese mobiliteit voor jonge werknemers te bevorderen en zij zal ervoor zorgen dat hiervoor in het kader van het programma Leonardo da Vinci voor 1997 meer geld wordt uitgetrokken. De Commissie hecht eveneens zeer veel belang aan het uit de weg ruimen van hindernissen voor de transnationale mobiliteit van jonge mensen in het onderwijs, de opleiding en het onderzoek. Zij heeft onlangs een groenboek over dit onderwerp gepubliceerd, zodat een algemeen debat kan worden gehouden alvorens zij, indien dat nodig is, passende voorstellen indient.