Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 320/96 van Salvador GARRIGA POLLEDO aan dee Raad. Ecofin-Raad van 19 juni 1995

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 320/96 van Salvador GARRIGA POLLEDO aan dee Raad. Ecofin-Raad van 19 juni 1995

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0320/96 van Salvador Garriga Polledo (PPE) aan de Raad (27 februari 1996)

Betreft: Ecofin-Raad van 19 juni 1995

In de conclusies van de Ecofin-Raad van 19 juni 1995 betreffende de strijd tegen de verspilling en verduistering van communautaire middelen wordt onder meer gezegd dat

"in het kader van een intensievere samenwerking tussen de lid-staten en de Rekenkamer op adequate wijze moet worden gereageerd op de opmerkingen van deze laatste¨ (zie punt 3 "in partnerschap¨).

Kan de Raad meedelen wat naar zijn mening een adequate reactie is? Betekent dit dat de Raad de kritiek van de Rekenkamer over het ontbreken van betrouwbare controles op de uitgaven van de communautaire fondsen zou aanvaarden? Zou deze nauwere samenwerking eveneens een thans nog niet bestaande samenwerking tussen de nationale rekenkamers en de Rekenkamer van de Europese Unie, 7met zich mee kunnen brengen?

Gecombineerd antwoord op de schriftelijke vragen 320/96 en 321/96 (13 juni 1996)

1. De Raad merkt op dat hij het wenselijk acht dat de Lid-Staten de gelegenheid krijgen hun elementen van antwoord op de opmerkingen van de Rekenkamer kenbaar te maken, zoals hij heeft gememoreerd in zijn inleidende commemtaar bij de aanbeveling inzake de aan de Commissie te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting 1994. Met het oog op de versterking van het overleg tussen de Lid-Staten en de Europese Instellingen, en de Rekenkamer in het bijzonder, is het namelijk van fundamenteel belang dat de nationale administraties tijdig een dergelijke antwoordmogelijkheid wordt geboden; de Raad is in dit verband van mening dat concrete en nauwe contacten de doeltreffendheid van de controles en de follow-up ervan alleen maar kunnen verbeteren.

Het standpunt van de Raad ten aanzien van de opmerkingen van de Rekenkamer in haar jaarverslag en in haar speciale verslagen, is in detail uiteengezet in de opmerkingen bij bovengenoemde aanbeveling, die door de Raad op 11 maart jongstleden is aangenomen. Voor de opmerkingen van de Raad over elk van de uitgavensectoren van de Gemeenschapsbegroting en over de controlesystemen die met betrekking tot de verschillende uitgavensectoren worden gehanteerd, wordt de geachte Afgevaardigde derhalve verwezen naar bovengenoemde aanbeveling. Over het algemeen steunt de Raad de aanbevelingen van de Rekenkamer en verzoekt hij de Commissie om daaraan het nodige gevolg te geven, ten einde ervoor te zorgen dat de uitgaven van de Gemeenschap conform de belangen van de Europese Unie ten uitvoer worden gelegd.

2. Wat betreft de samenwerking tussen de rekenkamers van de Lid-Staten en de Rekenkamer van de Gemeenschap, heeft de Raad de Lid-Staten in zijn Akte van 26 juli 1995 ((PB C 316 van 27 november 1995, blz. 48. )) aanbevolen om de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan te nemen. Artikel 2 van deze overeenkomst bepaalt dat iedere Lid-Staat de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat op de volgende gedragingen: fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad, alsmede medeplichtigheid aan uitlokking van of poging tot dergelijke gedragingen, doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties worden gesteld, met inbegrip van, ten minste bij ernstige fraude, van vrijheidsstraffen die aanleiding kunnen geven tot uitlevering.