Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 600/96 van Jessica LARIVE aan de Commissie. Belemmering dienstenverkeer in België

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 600/96 van Jessica LARIVE aan de Commissie. Belemmering dienstenverkeer in België

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0600/96 van Jessica Larive (ELDR) aan de Commissie (6 maart 1996)

Betreft: Belemmering dienstenverkeer in België

1. Kan de Commissie bevestigen dat de eis van een arbeidsvergunning voor een werknemer die niet de nationaliteit van een EU-staat heeft en die in dienst is van een Nederlandse werkgever, in strijd is met de artikelen 59 en 60 in de situatie dat de betreffende werknemer in Nederland beschikt over een geldige titel voor verblijf en arbeid, en als werknemer in dienst van een Nederlandse werkgever op tijdelijke basis naar België wordt uitgezonden voor het verrichten van diensten?

2. Kan de Commissie eveneens bevestigen dat de eis van registratie in België als aannemer in strijd is met de artikelen 59 en 60 van het Verdrag, voor zover deze wordt toegepast op Nederlandse ondernemingen die in Nederland geregistreerd zijn voor de toepassing van de Nederlandse sociale verzekeringswetgeving, zodat hun werknemers reeds op grond van de bedoelde Nederlandse wetgeving zijn verzekerd?

3. Kan de Commissie bevestigen dat de voorschotbetalingen door Nederlandse bouwbedrijven voor sociale premies voor in België gedetacheerde werknemers gekoppeld aan de Sociale Identiteitskaart, die in België sinds 1 januari 1995 in de bouwsector van kracht is, in strijd is met de Europese regels over detachering zoals omschreven in verordening (EEG) nr. 1408/71( ((PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2. )))?

Zo ja, welke actie denkt de Commissie dan te ondernemen om deze barrières voor de interne markt te verwijderen?

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie (15 april 1996)

1. De Commissie onderschrijft de conclusie van het geachte Parlementslid dat de verplichting over een arbeidsvergunning te beschikken voor een werknemer die geen onderdaan van een Lid-Staat is, die in dienst is van een Nederlandse ondernemer en door die ondernemer op tijdelijke basis naar België wordt uitgezonden voor het verrichten van diensten, in strijd is met de artikelen 59 en 60 van het EG-Verdrag mits de werknemer in Nederland al over een geldige verblijfs- en arbeidsvergunning beschikt. Deze conclusie vloeit rechtstreeks voort uit het arrest van het Hof van Justitie in de zaak C-43/93 (Vander Elst) van 9 augustus 1994 ((Jurisprudentie 1994, blz. I-3803 )). De Belgische Regering onderzoekt op dit ogenblik, op verzoek van de Commissie, welke de consequenties van dit arrest zijn, zonder dat de mogelijkheid voor de Commissie de procedure zoals bedoeld in artikel 169 van het EG-Verdrag in te leiden, hierbij is uitgesloten.

2. Het is niet uitgesloten dat de toepassing van de door de nationale instanties opgelegde verplichting tot registratie in België in strijd is met de artikelen 59 en 60 van het Verdrag. Van een bevestiging hiervan, zoals door het geachte Parlementslid wordt gevraagd, kan echter pas sprake zijn wanneer alle feiten die hierbij een rol spelen zijn onderzocht. Dit onderzoek is thans nog niet afgerond.

3. De Commissie is van mening dat de verplichting voorschotten op sociale premies in België te betalen, voor zover deze niet behoeven te worden betaald overeenkomstig de in artikel 14, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 vervatte regels, in strijd is met het Gemeenschapsrecht. Het gaat hier met name om in België gedetacheerde werknemers die, overeenkomstig de bepalingen van bovengenoemde verordening, onderworpen blijven aan de wetgeving inzake de sociale zekerheid van de Lid-Staat waaronder zij normaliter ressorteren. De Commissie wijst erop dat zij in deze kwestie een aanmaningsbrief zoals bedoeld in artikel 169 van het EG-Verdrag aan de Belgische regering heeft gezonden.