Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1109/96 van José BARROS MOURA aan de Commissie. Vrij verkeer van werknemers - Duitsland

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1109/96 van José BARROS MOURA aan de Commissie. Vrij verkeer van werknemers - Duitsland

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1109/96 van José Barros Moura (PSE) aan de Commissie (13 mei 1996)

Betreft: Vrij verkeer van werknemers - Duitsland

Op 16 april 1996 stond in de pers te lezen dat Duitse bouwfirma's bezig zijn met het beëindigen van in het kader van het vrij verkeer van werknemers legaal afgesloten arbeidscontracten met Portugese werknemers. Voor het opvullen van de vrijgekomen arbeidsplaatsen doen ze daarna een beroep op ronselaars die in Portugal werknemers gaan recruteren tegen lagere bezoldigingen en arbeidsvoorwaarden dan die welke in Duitsland van kracht zijn.

Welke maatregelen denkt de Commissie te nemen om ervoor te zorgen dat het vrij verkeer van werknemers gegarandeerd blijft en om een einde te stellen aan deze overduidelijke fraude?

Antwoord van de heer Flynn namens de Commissie (17 juni 1996)

De vraag van de geachte afgevaardigde heeft voornamelijk getrekking op de situatie van Portugese werknemers die zich op het Duitse grondgebied verplaatsen ter uitvoering van hun arbeidscontract dat met hun op dit grondgebied gevestigde werkgever is gesloten.

Deze werknemers oefenen het vrije verkeer in de zin van artikel 48 van het EG-Verdrag uit en profiteren dus van het verbod op enigerlei op nationaliteit gebaseerde discriminatie wat betreft de arbeidsvoorwaarden, het loon, en in het bijzonder de bepalingen met betrekking tot het ontslaan van werknemers, zoals bepaald in artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1612/68 ((PB L 257 van 19.10.1068 )). In geval van discriminatie tussen de Portugese en de Duitse werknemer is de eerste gerechtigd in het kader van het nationale recht zijn recht op non-discriminatie te doen gelden.

De situatie ligt anders wanneer de werknemers, in dit geval Portugese werknemers, door hun in Portugal wonende werkgever ter beschikking zijn gesteld van een in Duitsland gevestigde onderneming. Indien het arbeidscontract tussen de Portugese werknemers en de werkgever gedurende de periode van terbeschikkingstelling wordt gehandhaafd, werpt de situatie van deze werknemers de vraag op, welke wet op hun arbeidscontract van toepassing is. De situatie is die van een conflict tussen de Duitse en de Portugese wet.

Onder de huidige omstandigheden moet de oplossing voor dit probleem worden gezocht in het verdrag van Rome van 1980 over de wet die van toepassing is op contractuele verplichtingen. De Commissie wijst nietttemin op het bestaan van een voorstel voor een richtlijn inzake de detachering van werknemers in het kader van een dienstverlening ((Doc. COM(93) 225 )), waarover de Raad onlangs een gemeenschappelijk standpunt heeft uitgebracht.

Overeenkomstig dit gemeenschappelijk standpunt moeten de ondernemingen die werknemers detacheren in het kader van een dienstverlening op het grondgebied van een andere Lid-Staat een bepaald aantal minimale en dwingende regels van het in die Lid-Staat geldende arbeidsrecht nakomen. Tot deze regels behoren in het bijzonder de regels met betrekking tot de voorwaarden voor de terbeschikkingstelling van werknemers en het minimumloon.