SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1586/96 van Jean-Pierre BAZIN aan de Commissie. Faillissement Bremer-Vulkan
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1586/96 van Jean-Pierre BAZIN aan de Commissie. Faillissement Bremer-Vulkan
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1586/96 van Jean-Pierre Bazin (UPE) aan de Commissie (24 juni 1996)
Betreft: Faillissement Bremer-Vulkan
Onlangs heeft de heer Van Miert in een interview met het Duitse blad "Der Spiegel¨ medegedeeld dat de Commissie over een nieuwe deskundige beschikt die het faillissement van Bremer-Vulkan nader moet onderzoeken.
Hetzelfde blad deelt mede dat Bremer-Vulkan hulp heeft ontvangen van de Treuhand in de orde van DM 975 miljoen die afkomstig zijn van het Oostduitse concern Schiffcommerz.
Kan de Commissie, met hulp van deze nieuwe deskundige, deze mededelingen bevestigen of ontkennen en verklaren of zij op de hoogte is geweest van deze extra subsidie?
Antwoord van de heer Van Miert namens de Commissie (19 juli 1996)
Het artikel in "Der Spiegel¨ van 29 april 1996 waarnaar het Geachte Parlementslid verwijst, is noch gebaseerd op door de Commissie verricht onderzoek, noch op bronnen van de Commissie.
In tegenstelling tot de indruk die wordt gewekt in het artikel, was de informatie over de betalingen van "Schiffscommerz¨ aan de verschillende scheepswerven in Oost-Duitsland, hoewel misschien niet algemeen bekend, niet vertrouwelijk of geheim. Alle gegadigden bij de privatisering hebben kennis kunnen nemen van de uitstaande vorderingen waaruit deze betalingen voortvloeiden, want deze werden vermeld in de balansen van de werven. De Commissie werd door de Duitse Regering op de hoogte gebracht van het bestaan van deze vorderingen ten tijde van de aanmelding van het privatiseringsprogramma, en deze werden in aanmerking genomen bij de beoordeling van de herstructureringsprogramma's. Vervolgens verstrekte de Commissie informatie over de ontwikkelingen met betrekking tot deze vorderingen en de ermee samenhangende contracten tijdens de multilaterale bijeenkomsten met de Lid-Staten.
De Commissie brengt in herinnering dat de scheepswerven voorafgaand aan de Duitse hereniging niet zelf exportorders accepteerden, maar dat alle contracten tot stand kwamen via het centrale exportagentschap "Aussenhandelsbetrieb Schiffscommerz¨. De scheepswerven hadden geen invloed op de verkoopvoorwaarden, die over het algemeen zeer ongunstig voor hen uitvielen.
Ten tijde van de privatisering hadden alle scheepswerven derhalve aanzienlijke vorderingen op "Schiffscommerz¨ in verband met voltooide en lopende contracten. Deze vorderingen op "Schiffscommerz¨ werden aangepast aan het prijspeil van de Duitse Mark overeenkomstig de algemene voorschriften van ¶ 32 DM-Bilanzgesetz. Deze omzetting moet worden gezien als een algemene maatregel in het kader van de hereniging van Duitsland en vormt dan ook geen staatssteun in de zin van artikel 92 van het EG-Verdrag.