SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1591/96 van Gerhard BOTZ aan de Commissie. Procedure van de Commissie bij het onderzoek naar fraude in het kader van het ESF
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1591/96 van Gerhard BOTZ aan de Commissie. Procedure van de Commissie bij het onderzoek naar fraude in het kader van het ESF
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1591/96 van Gerhard Botz (PSE) aan de Commissie (24 juni 1996)
Betreft: Procedure van de Commissie bij het onderzoek naar fraude in het kader van het ESF
Kan de Commissie mededelen welke algemene maatregelen zij neemt wanneer zij bij haar controles in de lid-staten stuit op fraude bij de verstrekking van gelden uit het ESF?
Kan de Commissie, afgezien van de algemene regels mededelen:
- of bij dergelijke gevallen ten aanzien van de betrokken lid-staat sacties kunnen worden opgelegd;
- zo ja, om welke sancties het in dergelijke gevallen gaat en volgens welke criteria deze worden vastgesteld en hoelang de geldigheidsduur hiervan is;
- of op grond van langlopend onderzoek uitstel wordt veroorzaakt bij de betaling in de betreffende programma's ook wanneer door de nationale partners de oorzaken van de fraude reeds zijn weggenomen;
- wat zij onderneemt om de onderzoeksprocedures sneller dan tot nu toe af te sluiten?
Antwoord van de heer Flynn namens de Commissie (23 september 1996)
Als naar aanleiding van een controle ter plaatse op basis van artikel 23, lid 2, van Verordening nr. 4253/88 ((PB L 374 van 31.12.1988. )) de Commissie fraude ontdekt bij de toewijzing van kredieten van het Europees Sociaal Fonds, past zij artikel 24 van deze Verordening toe. Dit artikel biedt de mogelijkheid om de steun voor de betreffende actie of maatregel te verminderen, op te schorten of te staken. De betreffende Lid-Staat is verplicht om de ten onrechte betaalde kredieten terug te vorderen. Zo nodig met rente. Volgens artikel 23 is de Lid-Staat mede verantwoordelijk voor de terugbetaling, tenzij hij het bewijs levert dat de fraude hem niet kan worden aangerekend.
De Commissie verzoekt de Lid-Staat, overeenkomstig de geldende nationale procedures, gerechtelijke vervolging in te stellen. Zij werkt met de Lid-Staat samen en volgt het verloop van de gerechtelijke procedures. De Commissie heeft geen zeggenschap over de duur van deze procedures.
Op operationeel niveau kan de Commissie in geval van verdenking van fraude alle betalingen blokkeren en het is de Commissie die besluit of de blokkering wordt opgeheven nadat de betreffende Lid-Staat het bewijs heeft geleverd dat de verdenking ongegrond is.
In dat geval kan de Commissie te allen tijde besluiten om zelf een controle ter plaatse uit te voeren. Deze kan worden verricht door de met het beheer belaste dienst, de financiële controle of de Eenheid voor coördinatie van de fraudebestrijding (UCLAF).
Overeenkomstig artikel 169 van het EG-Verdrag kan de Commissie de zaak bij het Hof van Justitie aanhangig maken als zij van mening is dat een Lid-Staat één van de krachtens het Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen. Volgens artikel 171 moet de betreffende Lid-Staat de maatregelen nemen die voor de uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie nodig zijn.
Als de betreffende Lid-Staat deze maatregelen niet binnen de door de Commissie gestelde termijn heeft genomen, kan zij de zaak opnieuw voor het Hof van Justitie brengen. Zij vermeldt het door haar, gelet op de omstandigheden, passend geachte bedrag van de door de betreffende Lid-Staat te betalen forfaitaire som of dwangsom. Het Hof van Justitie kan dan de betaling van een forfaitaire som of dwangsom opleggen.
Zoals zij in haar werkprogramma fraudebestrijding 1996 ((COM (96) 17 def. )) heeft verklaard en mede naar aanleiding van de Europese Raad in Madrid onderzoekt de Commissie de mogelijkheid om het financiële correctiesysteem tot de Structuurfondsen uit te breiden. Dit onderzoek heeft plaats in het kader van de werkzaamheden in verband met een goed financieel beheer (SEM 2000).