Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1645/96 van Maartje van PUTTEN aan de Commissie. Eventuele verdrijving van de Bosjesmannen uit het Wildreservaat Centrale Kalahari

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1645/96 van Maartje van PUTTEN aan de Commissie. Eventuele verdrijving van de Bosjesmannen uit het Wildreservaat Centrale Kalahari

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1645/96 van Maartje van Putten (PSE) aan de Commissie (12 juni 1996)

Betreft: Eventuele verdrijving van de Bosjesmannen uit het Wildreservaat Centrale Kalahari

De "Oorspronkelijke volkeren van de Kalahari¨, een organisatie van Bosjesmannen uit Botswana, heeft haar verontrusting kenbaar gemaakt over de eventuele verdrijving van 1.000 Bosjesmannen uit het Wildreservaat Centrale Kalahari.

Naar verluidt heeft de regering van Botswana aan de Europese Commissie een voorstel voor de financiering van een Ontwikkelingsprogramma voor landgebruik in het gebied voorgelegd, waarin de aanhoudende verdrijving van Bosjesmannen zou worden gesteund.

Voert de Commissie onderhandelingen over dit voorstel, en wat zijn hiervan de resultaten?

Is het de Commissie bekend dat de Bosjesmannen in het wildreservaat willen blijven wonen en op welke wijze houdt zij rekening met de belangen van de Bosjesmannen?

Antwoord van de heer Pinheiro namens de Commissie (2 juli 1996)

Het Central Kalahari Game Reserve (CKGR) is in het centrum van Botswana gelegen en bestrijkt een oppervlakte van 52.577 km2. Het is het grootste reservaat van het land. Het werd in 1961 afgebakend met de bedoeling de wilde fauna en flora te beschermen en land ter beschikking te stellen van gemeenschappen met een jacht- en vergaareconomie (Bosjesmannen, Kwe en Khoisan) voor het in stand houden hun traditionele levenswijze. Ofschoon beide doelstellingen in de eerste jaren na de onafhankelijkheid in 1966 werden aangehouden, is intussen gebleken dat de sociaal-economische ontwikkeling en de aspiraties van de Bosjesmannen in het reservaat oorzaak zijn geworden van de complicatie dat de door hen gewenste verstrekking van economische en sociale diensten aan de vaste nederzettingen onverenigbaar is met de doelstellingen van het reservaat.

De huidige in het reservaat verblijvende bevolking wordt op 1.000 zielen geraamd, waarvan ongeveer 500 in Xade, de grootste nederzetting bij de westelijke grens van het reservaat, en de rest verdeeld over 6 kleinere nederzettingen wonen. Xade beschikt over een basisschool, een kliniek en een boorput. De regering voorziet ook de andere nederzettingen van drinkwater. Aangenomen wordt dat op dit ogenblik niemand van de bewoners van het reservaat nog de oorspronkelijke, ancestrale levenswijze aanhoudt. De mensen houden kleinvee en gevogelte, verbouwen sorghum en gierst op kleine percelen wanneer de weersomstandigheden gunstig zijn, en houden zich slechts occasioneel nog bezig met jacht-(met een speciale vergunning) en vergaaractiviteiten.

De regering van Botswana heeft onlangs het plan opgevat om de bewoners van het reservaat die zich met veeteelt wensen bezig te houden, nieuwe vestigingsplaatsen aan te bieden buiten het reservaat, ten westen evenals ten zuidoosten en ten noordoosten ervan. Zij die binnen het reservaat willen blijven zouden zich in Xade, waar de nodige infrastructuur aanwezig is, moeten gaan wonen. De regering heeft een task force opgezet die alle met de nieuwe nederzettingen verband houdende aangelegenheden moet regelen. Naar aanleiding van deze regeringsplannen hebben enkele organisaties, zoals de First people of the Kalahari, wereldwijd hun vrees en gewaarwording verkondigd dat de Bosjesmannen van de Kalahari uit hun woongebied zullen worden verdreven.

De ambassadeurs van Zweden en de Verenigde Staten hebben, tezamen met de Britse Hoge Commissaris, de Noorse zaakgelastigde en een ambtenaar van de delegatie van de Commissie in Gaborone, het gebied op 22 en 23 mei 1996 bezocht en van de vertegenwoordigers van de regering de verzekering gekregen dat niet alleen geen bewoners zullen worden gedwongen te verhuizen maar dat ook de sociale dienstverlening voor de mensen die in het reservaat willen blijven, niet zal worden stopgezet en dat de met de wilde fauna en flora evenals de toeristische activiteiten verband houdende economische ontwikkeling nog zal worden aangemoedigd. Dit werd eveneens bevestigd door de minister van Handel en industrie en de minister voor Plaatselijk bestuur, ruimtelijke ordening en huisvesting op een op 30 mei 1996 gehouden briefing voor alle geaccrediteerde diplomaten in Botswana.

Het is niet juist dat de regering van Botswana bij de Commissie een voorstel heeft ingediend voor de financiering van een ontwikkelingsprogramma inzake landgebruik voor het gebied. De Commissie financiert op dit ogenblik via het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) een project betreffende de bescherming van de wilde fauna en flora in centraal en zuidelijk Botswana voor een bedrag van 6,4 miljoen ecu. Doel van dit project is het verlenen van bijstand voor het beheer van de beschermde gebieden, waaronder het CKGR, en voor het vergroten van de betrokkenheid van de plaatselijke gemeenschappen bij de duurzame exploitatie van de natuurlijke rijkdommen. Op dit ogenblik wordt gewerkt aan een beheersplan voor het CKGR. Dit plan omvat waarschijnlijk de verdeling van het reservaat in verschillende gebieden of zones waarin uiteenlopende activiteiten zoals toeristische bezoeken, jagen, het tot stand brengen van nederzettingen en vergaarbezigheden, toegestaan of verboden zullen zijn.

Het is de Commissie bekend dat een aantal bewoners van het reservaat daar willen blijven wonen. Zij kent ook de wens om zich met veeteelt bezig te houden van een aantal andere bewoners en verheugt zich daarom over het besluit van de regering nieuwe woongebieden buiten het reservaat te creëren. Een gedeelte van de voor bovengenoemd EOF-project uitgetrokken middelen is bestemd voor de bij de exploitatie van hulpbronnen en toeristische activiteiten betrokken plaatselijke gemeenschappen. De in het reservaat wonende Bosjesmannen zouden daarom in het kader van dit gedeelte van het project de belangrijkste begunstigden kunnen zijn.