Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1828/96 van Ana MIRANDA DE LAGE aan dee Raad. Vertraging bij de tenuitvoerlegging van door het EOF gefinancierde projecten

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1828/96 van Ana MIRANDA DE LAGE aan dee Raad. Vertraging bij de tenuitvoerlegging van door het EOF gefinancierde projecten

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1828/96 van Ana Miranda de Lage (PSE) aan de Raad (8 juli 1996)

Betreft: Vertraging bij de tenuitvoerlegging van door het EOF gefinancierde projecten

De samenwerking van de Europese Unie ten behoeve van de ontwikkeling van de ACS-landen geschiedt door middel van begrotingsmiddelen en de bijdragen van de lid-staten via het EOF met een tijdschema voor periodieke bijdragen.

Door de traagheid van de tenuitvoerlegging van de gefinancierde projecten ten laste van het EOF en door het feit dat de Unie de samenwerking met enkele ACS-landen heeft opgeschort wegens het niet-eerbiedigen van de mensenrechten ontstaat steeds weer een grote vertraging bij de overdracht van middelen door de lid-staten voor het EOF.

Kan de Raad mededelen welke gevolgen deze vertraging zal hebben voor de eerste bijdragen die van de nieuwe lid-staten Oostenrijk, Finland en Zweden zullen worden gevraagd?

Zou deze situatie ook gevolgen hebben voor het in aanmerking komen van ondernemingen uit deze drie lid-staten voor wat betreft uit het EOF gefinancierde projecten?

Antwoord (7 november 1996)

Het eerste oproepen van de bijdragen uit hoofde van het 8e EOF zal niet plaatsvinden vóór de overeenkomst tot wijziging van de Vierde Overeenkomst van Lomé en het financieel protocol daarbij in werking treden, wat bekrachtiging door twee derde van de ACS-Staten en door alle Lid-Staten van de EU vereist. Het lijkt niet erg waarschijnlijk dat een en ander voor begin 1997 zal zijn gebeurd.

Wat betreft de deelneming van bedrijven uit de drie nieuwe Lid-Staten aan door het EOF gefinancierde projecten, wordt de aandacht van het Geachte Parlementslid gevestigd op artikel 4 van het Protocol bij de Vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé naar aanleiding van de toetreding van de nieuwe Lid-Staten, waarvan de voorlopige toepassing is voorzien in Besluit nr. 4/95 van de ACS-EG-Raad van Ministers van 3 november 1995 ((PB L 317 van 30.12.1995, blz. 2. )), dat als volgt luidt: ,,Onderdanen en vennootschappen of ondernemingen (in de zin van artikel 274, lid 2, van de Overeenkomst) van Oostenrijk, Finland en Zweden en de leveringen van oorsprong uit deze Staten komen niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingen en opdrachten die uitsluitend zijn uitgeschreven door het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) waaraan de Staten waarvan zij onderdanen of vennootschappen of ondernemingen zijn, niet hebben bijgedragen.''

De bedoelde ondernemingen zullen dus inderdaad voor deelneming in aanmerking komen wanneer de gewijzigde overeenkomst in werking treedt.