Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1968/96 van Friedrich-Wilhelm GRAEFE zu BARINGDORF aan de Commissie. BSE

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1968/96 van Friedrich-Wilhelm GRAEFE zu BARINGDORF aan de Commissie. BSE

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1968/96 van Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (V) aan de Commissie (16 juli 1996)

Betreft: BSE

De Commissie heeft herhaaldelijk te kennen gegeven dat de diverse in de media besproken testmethoden inzake BSE ondeugdelijk en onbetrouwbaar zijn. Op welke wetenschappelijke bevindingen stoelt dit standpunt van de Commissie? Welk onderzoek is er met name ingesteld naar de levend-dier-test van Dr. H. Narang en in hoeverre is hiermee door de Commissie rekening gehouden?

De Commissie heeft met een beroep op de Wereldgezondheidsorganisatie gesteld dat de produktie van gelatine onder bepaalde voorwaarden tegen infectieus materiaal is beveiligd. Kent de Commissie de wetenschappelijke uitgangspunten van dit standpunt van de Wereldgezondheidsorganisatie? Is het waar dat bij de produktie van gelatine uit runderen vaak geen natronloog (NaOH) wordt gebruikt en dat ook bij het gebruik van natronloog de concentratie volgens de huidige inzichten ongeveer 20 maal te laag is om een inactivering van de ziekteverwekker te bereiken?

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie (7 oktober 1996)

De Commissie is op de hoogte van de door het geachte Parlementslid bedoelde test bij levende dieren en heeft de betrokken onderzoeker voorgesteld de test te laten evalueren door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk. Hij heeft dat geweigerd. Andere besproken testmethoden zijn gebaseerd op het onderzoek van monsters van hersen- en ruggemergvocht. Dergelijke bemonstering is evenwel moeilijk uit te voeren bij levende dieren en is bijgevolg niet geschikt voor gebruik op grote schaal in het kader van een screeningprogramma. De Commissie is evenwel bereid elke voorgestelde methode voor het verrichten van tests bij levende dieren te evalueren. Onlangs is informatie ontvangen over een test op scrapie op basis van een biopsie van tonsilmateriaal. Deze methode wordt momenteel onderzocht en zou bruikbaar kunnen zijn met betrekking tot BSE.

De Commissie heeft Prof. Weissmann (Zürich) gevraagd een groep van deskundigen op te zetten om na te gaan welke de behoeften zijn op het gebied van onderzoek, inclusief tests bij levende dieren. Zijn rapport wordt binnenkort verwacht.

In het rapport van een door de Wereldgezondheidsorganisatie op 2 en 3 april 1996 georganiseerd overleg inzake de volksgezondheidsaspecten van op mens en dier overdraagbare vormen van spongiforme encefalopathie, wordt gezegd dat gelatine in de voedselketen veilig wordt geacht wanneer bij de produktie procédés en methoden worden gebruikt waarvan is aangetoond dat zij de eventueel nog resterende infectiviteit in de als grondstof gebruikte weefsels grotendeels inactiveren.

De wetenschappelijke gegevens waarop dit advies is gebaseerd, zijn vervat in de bijlage bij het rapport.

De Commissie is op de hoogte van de verschillende methoden voor de produktie van gelatine. Voor de produktie van gelatine in het Verenigd Koninkrijk is in Beschikking 96/362/EG van de Commissie ((PB L 139 van 12. 6.1996. )) bepaald dat alleen grondstoffen mogen worden gebruikt die overeenkomstig de criteria van het Internationaal Bureau voor Besmettelijke veeziekten als laag-risicomaterial worden aangemerkt en dat bij de produktie gebruik moet worden gemaakt van een behandeling met een base en met een zuur, ofwel met een base alleen maar dan gedurende langere tijd bij een hogere concentratie, gevolgd door een hittebehandeling. De methoden worden momenteel opnieuw onderzocht.