Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2252/96 van Elly PLOOIJ-VAN GORSEL aan de Commissie. Import van niet-navulbare aanstekers

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2252/96 van Elly PLOOIJ-VAN GORSEL aan de Commissie. Import van niet-navulbare aanstekers

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2252/96 van Elly Plooij-van Gorsel (ELDR) aan de Commissie (9 augustus 1996)

Betreft: Import van niet-navulbare aanstekers

1. Wat is de reden van de enorme stijging van de import van niet-navulbare gasaanstekers uit Taiwan, Macao en Hongkong in de EU? Komt deze stijging van import in de EU van niet-navulbare gasaanstekers uit Taiwan, Macao en Hongkong overeen met een (overeenkomstige) stijging van de produktie in Taiwan, Macao en Hongkong?

2. Wordt op systematische wijze de beweerdelijke oorsprong van de goederen - afkomstig uit landen alle nabij China gelegen - gecontroleerd, en wanneer zal de Commissie voor deze landen een anti-dumpingprocedure starten?

3. Indien de Commissie hiertoe niet zelf het initiatief neemt, welk beleid van de EU rechtvaardigt dan een dergelijke selectieve handelwijze met betrekking tot het al dan niet opleggen van anti-dumpingrechten?

4. Heeft de Commissie op onafhankelijke wijze vastgesteld wat de totale consumptie van niet-navulbare gasaanstekers binnen de EU is, opdat een vergelijking kan worden gemaakt met de produktie binnen de EU, de export vanuit de EU en de import in de EU, waardoor kan worden vastgesteld en gecontroleerd of wordt gesmokkeld teneinde de anti-dumpingmaatregelen te ontwijken?

Antwoord van Sir Leon Brittan namens de Commissie (17 september 1996)

1. De Commissie beschikt niet over de vereiste informatie om te kunnen antwoorden op de vraag van het geachte Parlementslid, zowel met betrekking tot de redenen voor de toename van de invoer van niet-navulbare aanstekers afkomstig uit Taiwan, Macao en Hong Kong als wat betreft de produktiecapaciteit van deze landen.

2. De diepgaande controles van de oorsprong van de uit derde landen ingevoerde goederen, die onder de bevoegdheid vallen van de douaneautoriteiten van de Lid-Staten, worden, volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, niet systematisch uitgevoerd, met het oog op de doeltreffendheid ervan en om het handelsverkeer niet te belemmeren.

Wat de inleiding van een anti-dumpingprocedure betreft, beschikt de Commissie niet over de vereiste gegevens om de mogelijkheid te onderzoeken op dit gebied gebruik te maken van haar initiatiefrecht.

Men mag namelijk niet uit het oog verliezen dat het recht van de betrokken bedrijfstak in de Gemeenschap om een klacht in te dienen zoals vervat in de commautaire wetgeving, gebonden is aan een aantal voorwaarden die de Commissie in dit geval moeilijk kan vervullen. Overeenkomstig de internationale verbintenissen van de Gemeenschap kan een anti-dumpingprocedure alleen worden ingeleid wanneer voldoende bewijsmateriaal is voorgelegd, niet alleen wat betreft dumpingpraktijken maar tevens ten aanzien van de hieruit voortvloeiende schade voor de communautaire bedrijfstak.De communautaire bedrijfstak beschikt in dit geval ongetwijfeld over de vereiste informatie die de Commissie over het algemeen ontbeert.

3. De Commissie tracht voortdurend te vermijden dat anti-dumpingprocedures een selectief karakter krijgen en onderzoekt, alvorens een procedure in te leiden, of de klacht niet op discriminatoire gronden is gebaseerd.

4. De diensten fraudebestrijding, zowel van de Commissie als van de Lid-Staten, voeren gewoonlijk studies, vergelijkingen of onderzoeken uit waarbij de doeltreffendheid in hoge mate afhangt van de discretie waarmee deze worden uitgevoerd. Het geachte Parlementslid zal dan ook beseffen dat de Commissie in deze zeer delicate zaak niet in detail kan ingaan op haar vraag.