Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2882/96 van Maartje van PUTTEN aan de Commissie. Gasboringen in de Waddenzee

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2882/96 van Maartje van PUTTEN aan de Commissie. Gasboringen in de Waddenzee

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2882/96 van Maartje van Putten (PSE) aan de Commissie (31 oktober 1996)

Betreft: Gasboringen in de Waddenzee

Het Nederlandse deel van de Waddenzee is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn en kwalificeert voor de Habitatrichtlijn.

1. Is de Commissie op de hoogte van het voornemen van de Nederlandse regering om vergunningen te verlenen aan de mijnbouwmaatschappij NAM/Mobil om gasboringen te gaan verrichten in de Waddenzee?

2. Is de Commissie niet van mening dat de vergunningverlening ten behoeve van gasboringen in de Waddenzee strijdig is met artikel 4, lid 4 van de Vogelrichtlijn (79/409/EEG) ((PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1. ))?

3. Is het niet op zijn minst twijfelachtig of de vergunningverlening ten behoeve van gasboringen in de Waddenzee strookt met de gestelde vereisten in artikel 6 van de Habitatrichtlijn (92/43/EEG) ((PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. ))?

4. De Commissie stelt, in antwoord op vraag E-1722/95 ((PB C 109 van 15.4.1996, blz. 2. )), dat de vraag of eventueel dwingende redenen "van groot openbaar belang¨ kunnen worden aangevoerd, afhankelijk is van de beschikbaarheid van alternatieve oplossingen. Kan de Commissie, opdat Habitat- en Vogelrichtlijn meer gaan betekenen dan vage woorden die geen aangrijpingspunt bieden voor natuurbehoud, aangeven welke criteria zij hanteert bij het nemen van een besluit over de vraag of alternatieve oplossingen beschikbaar zijn?

5. Vindt de Commissie ook niet dat lange-termijnbelangen zoals de handhaving van gasvoorraden voor eventueel gebruik door latere generaties en instandhouding van ecosystemen van veel groter openbaar belang zijn dan het korte-termijnbelang van gebruik van gas en de daarmee gepaard gaande inkomsten voor de staatskas?

6. Als de verlening van vergunningen voor boringen niet strookt met de gestelde vereisten in artikel 6 van de Habitatrichtlijn en artikel 4 van de Vogelrichtlijn, welke maatregelen is de Commissie dan voornemens te nemen ten aanzien van de Nederlandse regering?

Antwoord van mevrouw Bjerregaard namens de Commissie (2 december 1996)

1. Het is de Commissie bekend dat men van plan is gasboringen in de Waddenzee te verrichten en zij heeft deze zaak momenteel in onderzoek naar aanleiding van een klacht.

2. - 3. De Commissie wil de risico's van een significante achteruitgang binnen een speciale beschermingszone (SPA) in de Waddenzee uitsluiten en garanderen dat gasboringprojecten overeenkomen met artikel 4 van de vogelrichtlijn en artikel 6 van de habitatrichtlijn.

4. Er bestaan geen vaste criteria aan de hand waarvan dergelijke vraagstukken kunnen worden beoordeeld, aangezien een oordeel afhankelijk is van elk geval apart.

5. De Commissie deelt de meer algemene mening dat er in dit geval meerdere goed beargumenteerde mogelijkheden bestaan om voor beide punten iets te zeggen.

6. Indien de noodzakelijke vergunningen niet overeenkomen met de twee bovengenoemde richtlijnen zal de Commissie nagaan of het noodzakelijk is nadere stappen te nemen om te zorgen voor naleving van het Gemeenschapsrecht.