Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2941/96 van Mary BANOTTI aan de Commissie. Regelgeving inzake voorwaardelijke toegang (CA) en daarmee verband houdende diensten

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2941/96 van Mary BANOTTI aan de Commissie. Regelgeving inzake voorwaardelijke toegang (CA) en daarmee verband houdende diensten

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2941/96 van Mary Banotti (PPE) aan de Commissie (8 november 1996)

Betreft: Regelgeving inzake voorwaardelijke toegang (CA) en daarmee verband houdende diensten

Op 30 mei 1996 huldigde DG IV het standpunt dat SIMLock-apparatuur die benut wordt door GSM/DC21800-netwerk-operateurs, die de klant effectief bindt aan een GSM-operateur of -dienstverlener, mogelijk in strijd is met de mededinging. DG IV zei dat het zaktoestel op verzoek van de consument kon worden gedecodeerd om anti-mededingingseffecten van de apparatuur tegenover bestaande of nieuwe operateurs te voorkomen en om te verhinderen dat de verdeling van de mobiele telefoonmarkt volgens een nationaal patroon zou verlopen.

Bestaat er geen parallel tussen deze zaak en de situatie die thans ontstaat voor digitale betaaltelevisie, waarbij verticaal geïntegreerde operateurs van voorwaardelijk toegankelijke systemen waarschijnlijk gekoppeld worden aan één betaal-tv-omroep die tevens een abonnementenbeheer en -toelatingssysteem exploiteert en dat andere omroepen zullen moeten gebruiken?

Kan de Commissie ons thans meedelen welke maatregelen zij genomen heeft om te waarborgen dat richtlijn 95/47/EG ((PB L 281 van 23.11.1995, blz. 51. )) volledig en op overeenkomstige wijze in de lid-staten wordt toegepast?

Is de Commissie voornemens maatregelen te nemen om te waarborgen dat andere omroepen desgewenst hun eigen kaarten uitgeven en vergunningen verstrekken voor een decodeerapparaat met een ingebouwd particulier CA-systeem?

Welke maatregelen wil de Commissie, gelet op het feit dat het voor de hand ligt dat de consument ongaarne meer dan een decodeerapparaat zal willen aanschaffen, nemen om te waarborgen dat in gevallen waar er in het decodeerapparaat een ingebouwd particulier CA-systeem aanwezig is, daarmee alle beschikbare diensten ontvangen kunnen worden, ongeacht of deze vrij toegankelijk zijn of tegen betaling? Is dat tevens van toepassing op gevallen waarin een betaal-tv-omroep zijn abonnees onafhankelijk aan de chipkaart wil binden?

Antwoord van de heer Van Miert namens de Commissie (11 december 1996)

Zowel de mobiele GSM/DCS1800-zaktelefoons als het abonneebeheer en het vergunningssysteem voor digitale betaaltelevisie worden gekenmerkt door het gebruik van technologische apparatuur om gebruikers aan zich te binden. In het huidige stadium is nog niet duidelijk of de invloed van dergelijke apparatuur op de concurrentie en consumenten op de markten voor mobiele telefonie vergelijkbaar is met de invloed ervan op de markten voor digitale betaaltelevisie.

In de hele Europese Economische Ruimte (EER) wordt gebruik gemaakt van mobiele GSM/DCS1800-technologie. Sommige bedrijven die GSM/DCS1800-diensten aanbieden in Europa, subsidiëren de verkoop van zaktelefoons om hun omzet te verhogen. Hierdoor is er een grotere kans op fraude, wat men met de SIM-vergrendeling tracht tegen te gaan. Ondernemingen die de SIM-vergrendeling voor dit doel gebruiken, maken zich niet schuldig aan concurrentievervalsing. De SIM-vergrendeling kan de concurrentie op de mobiele-communicatiemarkt echter beperken. Als een consument op een bepaald netwerk alleen één soort zaktelelefoon kan gebruiken, kan hij na afloop van zijn abonnement zijn dienstverlener niet vrij kiezen. Daarom aanvaardt de Commissie in het algemeen dat de SIM-vergrendeling gebruikt wordt om de kosten terug te verdienen die gemaakt zijn om de verkoop van zaktelefoons te subsidiëren, maar mag de SIM-vergrendeling volgens haar niet gebruikt worden om consumenten aan een bepaald netwerk te binden en aldus de concurrentie te beperken. Dit is vooral het geval als de SIM-vergrendeling gebruikt wordt door een mobiel- netwerkexploitant die zich in een machtspositie bevindt.

GSM/DCS1800 is een door het Europees Normalisatie-Instituut voor Telecommunicatie (ETSI) vastgestelde norm en de SIM-vergrendeling is een door het ETSI voorgestelde norm. In Richtlijn 95/47/EG inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen ((PB L 281 van 23.11.1995. )) is geen gemeenschappelijke (d.w.z. standaard) interface opgelegd om de vernieuwing en de bereidheid tot het nemen van risico's bij de invoering van nieuwe technologie in digitale televisieomroepdiensten te bevorderen. Door de invoering van een gemeenschappelijke interface zouden andere omroepdiensten hun eigen kaarten voor een decodeerapparaat kunnen uitbrengen en zelf vergunningen hiervoor kunnen verlenen, maar de meeste betaaltelevisie-exploitanten willen een eigen exclusief element in de decoderbox aanbrengen om eveneens in geval van een genormaliseerde decoder de voorwaardelijke toegang te waarborgen. Zij doen dit om zich te beschermen tegen illegale decodeerapparaten en ook om hun investeringen te beschermen tegen zwartkijkers. Bij de SIM-vergrendeling vormen de beperkingen van de interoperabiliteit van de zaktelefoon een probleem en is de vraag onder welke omstandigheden deze beperkingen zouden kunnen worden opgeheven, terwijl bij de set-top boxes (doosjes met converter en decoder) het probleem lijkt te liggen bij het mogelijke gebruik van intellectuele eigendomsrechten om de toegang te ontzeggen tot een bepaalde faciliteit, die noodzakelijk kan zijn voor het verrichten van een bepaalde dienst. Hoe dit soort problemen moet worden opgelost, verschilt derhalve van geval tot geval.

Er is nog een ander, belangrijker verschil. De Commissie wil erop toezien dat de SIM-vergrendeling gebruikers niet belet tegelijkertijd in andere Lid-Staten een abonnement te nemen en te profiteren van eventueel lagere tarieven. Televisiemarkten daarentegen zijn wegens verschillen in taal en cultuur nog steeds verdeeld volgens nationale en regionale grenzen. De vraag of consumenten overschakelen op omroeporganisaties in andere Lid-Staten voor een betere kwaliteit/prijs-verhouding voor hetzelfde product doet zich dan ook niet voor. De diensten die in iedere Lid-Staat worden aangeboden, zowel met als zonder voorwaardelijke toegang, zijn momenteel niet onderling vervangbaar voor gebruikersdoeleinden. Dit kan in de toekomst natuurlijk veranderen.

In verband met de toepassing van de richtlijn heeft de Commissie tot nu toe nog van geen enkele Lid-Staat een officiële kennisgeving van de omzetting van deze richtlijn in nationaal recht ontvangen. Zoals normaal is in dergelijke omstandigheden, leidt de Commissie de inbreukprocedure van artikel 169 van het EG-Verdrag in. Na ontvangst van de kennisgevingen van de Lid-Staten, zal de Commissie de omzetting in nationaal recht toetsen aan de richtlijn.

Hoewel in de richtlijn het gebruik van een bepaalde technologie voor voorwaardelijke toegang niet is opgelegd, is misbruik van eigen technologie voor met de mededinging strijdige doeleinden verboden en zijn billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden vereist voor handelsrelaties tussen de exploitanten van systemen voor voorwaardelijke toegang en omroeporganisaties. De Lid-Staten zijn eveneens verplicht een passende procedure in te voeren voor het regelen van eventuele geschillen.

In de EER zullen binnenkort digitale omroepdiensten worden aangeboden. In het belang van de consumenten bevordert de richtlijn een gemeenschappelijke oplossing door, bijvoorbeeld, een gemeenschappelijke signaalcodering en -decodering voor te schrijven en concurrentiebeperkend gedrag te verbieden. Er kunnen nog geen concrete voorbeelden worden genoemd van concurrenten of consumenten die benadeeld zijn door de machtspositie van een betaaltelevisie-exploitant als enige aanbieder van systemen voor digitale voorwaardelijke toegang. Daarom kan in dit stadium nog niet precies worden aangegeven hoe in dergelijke situaties de mededingingsregels van de Gemeenschap zullen worden toegepast en op welke manier de Commissie van haar bevoegdheden op dit gebied gebruik zal maken.