Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2989/96 van Iñigo MÉNDEZ DE VIGO aan de Commissie. Voorstel voor een verordening in antwoord op de wet Helms- Burton

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2989/96 van Iñigo MÉNDEZ DE VIGO aan de Commissie. Voorstel voor een verordening in antwoord op de wet Helms- Burton

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2989/96 van Iñigo Méndez de Vigo (PPE) aan de Commissie (8 november 1996)

Betreft: Voorstel voor een verordening in antwoord op de wet Helms-Burton

Op 8 oktober 1996 is het voorstel voor een verordening van de Raad over bescherming tegen de gevolgen van de toepassing door de VS van de wet Helms-Burton gepubliceerd ((PB C 296 van 8.10.1996, blz. 10 )).

In artikel 9 hiervan wordt gezegd: "De lid-staten stellen straffen vast die bij overtreding van het bepaalde in deze verordening van toepassing zijn. Deze straffen moeten effectief zijn, in verhouding staan tot de ernst van de overtreding en potentiële overtreders afschrikken.¨

Kan de Commissie toelichten of iedere lid-staat unilateraal de maatregelen kan treffen die nodig worden geacht? Dient de lid-staat eerst toestemming van de Commissie of het uit vertegenwoordigers van de lid-staten bestaande comité te krijgen?

Antwoord van Sir Leon Brittan namens de Commissie (9 december 1996)

Op 28 oktober 1996 is in de Raad overeenstemming bereikt over het voorstel van de Commissie voor een verordening (EG) tot bescherming van de rechtsorde en de buitenlandse economische belangen van de Europese Gemeenschap tegen de gevolgen van de toepassing van bepaalde rechtsregels van bepaalde derde landen. Artikel 9 van de vastgestelde verordening luidt: "De Lid-Staten stellen de sancties vast die bij overtredingen van relevante bepalingen van deze verordening van toepassing zijn. Deze sancties moeten doeltreffend en evenredig zijn, alsmede een preventieve werking hebben.¨

Er is geen voorafgaande toestemming nodig van de Commissie of van het Comité dat krachtens artikel 8 van de verordening opgericht is. De Lid-Staten stellen de in artikel 9 bedoelde straffen vast in het kader van hun eigen nationaal systeem voor de naleving van wettelijke verplichtingen. De mate waarin de Lid-Staten naar eigen goeddunken kunnen handelen, is bepaald in de tweede zin van artikel 9, zoals boven vermeld.

De Commissie, als hoedster van verdragen, ziet erop toe dat artikel 9 van de verordening uitgevoerd wordt door de Lid-Staten en zorgt ervoor dat voldaan wordt aan alle eisen van artikel 9, in het bijzonder aan die van de tweede zin.

De Commissie zal er in dit verband ook voor zorgen dat er bij de bepaling van de straffen rekening gehouden wordt met de artikelen 2 en 5 van de verordening, die de Commissie beschouwt als relevante bepalingen van de verordening.