Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 913/97 van Mihail PAPAYANNAKIS aan de Commissie. Onderzoek in verband met BSE

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 913/97 van Mihail PAPAYANNAKIS aan de Commissie. Onderzoek in verband met BSE

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 913/97 van Mihail PAPAYANNAKIS aan de Commissie. Onderzoek in verband met BSE

Publicatieblad Nr. C 391 van 23/12/1997 blz. 0030


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0913/97 van Mihail Papayannakis (GUE/NGL) aan de Commissie (12 maart 1997)

Betreft: Onderzoek in verband met BSE

Kan de Commissie mij meedelen in welk stadium het onderzoek naar BSE zich bevindt? Vooral zou ik willen weten of onderzoek is gedaan naar het gebruik van diermeel (zoals reeds in de runderteelt is gebruikt) bij het voederen van andere dieren dan rundachtigen, of in viskwekerijen (zalm enz.) in Europa, en of er reeds eerste conclusies of analyses bestaan in verband met de gevolgen van een dergelijke gang van zaken.

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie (16 mei 1997)

Bijzonderheden van het door de Gemeenschap uitgevoerde onderzoekprogramma zijn reeds aan de tijdelijke enquêtecommissie meegedeeld. Op 17 december 1996 is in het kader van het FAIR-programma nog een oproep tot het indienen van voorstellen gepubliceerd; de uiterste datum voor het indienen van voorstellen was 14 februari 1997. Er zijn drieëntwintig voorstellen voor projecten binnengekomen en deze worden momenteel geëvalueerd.

Wat het gebruik van vlees- en beendermeel voor diervoeding betreft, is bij proeven in het Verenigd Koninkrijk gebleken dat de andere slachtdieren, met name varkens en gevogelte, bij blootstelling aan hoge concentraties van het BSE-agens (boviene spongiforme encefalopathie) langs orale weg niet gevoelig zijn voor besmetting. Schapen daarentegen hebben bij dergelijke experimenten de ziekte wel opgelopen en bij hen is besmet weefsel aangetroffen. Over soortgelijke experimenten op vis is de Commissie niets bekend. Volgens recente publicaties bezitten sommige vissoorten het normale prion-eiwit dat ook wordt aangetroffen bij zoogdieren en vogels. Het abnormale prion-eiwit dat geassocieerd wordt met deze ziekte, is niet aangetroffen bij vis. Daarom mag redelijkerwijs aangenomen worden dat vis vatbaar zou kunnen zijn voor deze ziekte, maar is er tot dusver geen bewijs dat vissoorten de ziekte ook werkelijk krijgen. Een van de in het kader van het FAIR-programma ingediende projecten is erop gericht de vatbaarheid van vis voor besmettelijke spongiforme encefalopathieën te onderzoeken.

Bij gebrek aan definitieve gegevens meent de Commissie dat een hoge mate van bescherming nodig is voor alle diersoorten die in de menselijke voedselketen terecht kunnen komen. Zij heeft dan ook op 27 juni 1994 Beschikking 94/382/EG goedgekeurd waarbij minimumnormen voor de verwerking van dierlijk afval zijn vastgesteld die per 1 januari 1995 ((PB L 172 van 7.7.1994. )) in werking zijn getreden. Deze is in het licht van meer recente gegevens herzien en sedert 1 april 1997 ((Beschikking 96/449/EG - PB L 184 van 24.7.1996. )) gelden nog striktere normen. Voorts heeft de Commissie op advies van het Wetenschappelijk Veterinair Comité eveneens voorgesteld specifiek risicomateriaal in de gehele Gemeenschap verwijderd te houden uit diervoeder. Dit voorstel is echter in de Raad van 17 december 1996 bij gewone meerderheid van stemmen verworpen. De Commissie overweegt momenteel welke verdere stappen moeten worden genomen.