Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1206/97 van Amedeo AMADEO aan de Commissie. Milieu en CO2

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1206/97 van Amedeo AMADEO aan de Commissie. Milieu en CO2

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1206/97 van Amedeo AMADEO aan de Commissie. Milieu en CO2

Publicatieblad Nr. C 373 van 09/12/1997 blz. 0086


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1206/97 van Amedeo Amadeo (NI) aan de Commissie (7 april 1997)

Betreft: Milieu en CO2

Om het gestelde doel te halen, namelijk om vóór het jaar 2000 de emissie van CO2 te stabiliseren op het niveau van 1990, moet de Europese Unie nauwkeurig weten op welk niveau de emissie in dat jaar lag. Maar dat is niet zo omdat de beschikbare cijfers verschillen al naar gelang de bron waaruit zij afkomstig zijn: 2.751.000.000 t volgens Eurostat (32ste editie 1995); 3.052.000.000 t volgens het Europees Milieuagentschap (inventarisatie Corine air uit 1990) of 3.536.000.000 t voor de vijftien lidstaten (raming Corine air uit hetzelfde jaar); 3.329.000.000 t volgens het internationaal panel over klimaatverandering (IPCC).

De vraag aan de Commissie luidt op welke waarden zij zich officieel wil baseren en waarom de getallen onderling afwijken.

Antwoord van mevrouw Bjerregaard namens de Commissie (20 mei 1997)

De officiële raming voor de emissie van kooldioxide (CO2) in de Gemeenschap, die is vermeld in de mededeling van de Commissie in het kader van het Raamverdrag inzake klimaatverandering van de Verenigde Naties (FCCC) van juni 1996 ((COM(96)217 def. )), is 3.286.000 kton, waarvan 3.134.740 kton afkomstig van de verbranding van brandstoffen.

Om na te gaan of de Gemeenschap de emissies in het jaar 2000 heeft gestabiliseerd, is het werkelijke niveau van 1990 minder belangrijk dan de tendens. Om de tendens te berekenen is het essentieel dat voor alle jaren de raming volgens dezelfde methode plaatsvindt en dat deze methode acceptabel is. De intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) heeft richtlijnen gegeven aan de hand waarvan landen hun eigen CO2-emissie kunnen ramen. Dit is het eenvoudigst voor de emissies van de verbranding van fossiele brandstoffen. De emissies zijn rechtsreeks gerelateerd aan het koolstofgehalte van de brandstof, dat op zijn beurt is gerelateerd aan de energie-inhoud. De CO2-emissies van de verbranding van brandstoffen worden berekend door gegevens over het brandstofverbruik te vermenigvuldigen met de emissiefactoren voor elke brandstof. De richtlijnen bevatten een reeks standaardemissiefactoren voor CO2, maar bieden tevens de landen de mogelijkheid om hun eigen emissiefactoren te hanteren als deze beter overeenstemmen met de nationale situatie.

Volgens Beschikking 93/389/EEG ((PB L 167 van 9.7.1993. )) moeten de lidstaten de Commissie jaarlijkse inventarissen van de CO2-emissie toezenden, waarbij de IPCC-methode moet worden gevolgd. Als andere emissiefactoren dan de standaardfactoren van de IPCC worden gebruikt, moeten de redenen hiervoor worden vermeld. De emissie-inventarissen voor het jaar 1990 zijn onderzocht door het Europese Milieuagentschap (EEA).

Noch het

Agentschap, noch de Commissie hebben evenwel de middelen om elke door de lidstaten meegedeelde waarde te verifiëren. Het Agentschap heeft echter wel een aantal gevallen vastgesteld waarin de IPCC-methode niet correct was toegepast, en een aantal waarden gecorrigeerd, bijvoorbeeld gevallen waarin de landen voor de temperatuur gecorrigeerde gegevens hadden gehanteerd om rekening te houden met het zachte weer in 1990. Zodoende verschilt de officiële raming van de CO2-emissie in 1990, die vermeld is in de mededeling van de Commissie aan de FCCC (juni 1996) enigszins van de som van de waarden die door de afzonderlijke lidstaten aan de IPCC zijn meegedeeld.

In 1990 zijn CO2-emissies voor het eerst opgenomen in het Corinair-systeem voor emissie-inventarissen. Aangezien Corinair voortdurend verder wordt ontwikkeld en verbeterd, worden de ramingen voor 1990 momenteel herzien om rekening te houden met deze verbeteringen. Omdat de methodes verder zijn ontwikkeld, is Corinair als zodanig geen geschikt instrument om de tendensen in de CO2-emissies aan te geven. Corinair is echter in de meeste landen de enige bron voor gegevens over CO2-emissies die niet van verbranding afkomstig zijn, die zich buitengewoon moeilijk laten ramen en die ongeveer 5% van de totale CO2-emissie uitmaken. De ervaring die in de EER dankzij het Corinair-systeem is opgedaan, is een belangrijke factor voor de beoordeling van de inventarissen van de lidstaten. Het is echter in de meeste lidstaten de enige bron van samenhangende en vergelijkbare informatie over niet aan brandstoffen gerelateerde emissies van CO2 en andere broeikasgassen en ozonprecursoren. Voor andere broeikasgassen zijn de bijdragen van niet aan brandstof gerelateerde emissies veel hoger.

De Eurostat-ramingen hebben alleen betrekking op de emissies afkomstig van de verbranding van fossiele brandstoffen. Eurostat verzamelt en publiceert energiegegevens van de lidstaten volgens een algemeen erkende en geharmoniseerde methode. Op deze energiegegevens kunnen dan ook zonder meer emissiefactoren worden toegepast om de CO2-emissies te ramen. Tot dusver waren de door Eurostat gehanteerde emissiefactoren de gemiddelde waarde van de in de lidstaten gehanteerde factoren, maar thans is overeengekomen dat Eurostat de hele tijdreeks opnieuw zal berekenen met behulp van de IPCC-standaardwaarden. In 1997 zal Eurostat dan ook herziene waarden voor 1990 publiceren.

Omdat in de door Eurostat gehanteerde emissiefactoren geen rekening is gehouden met mogelijke variaties in de door de lidstaten gehanteerde emissiefactoren, worden Eurostat-gegevens niet als officiële emissieramingen gebruikt. Omdat echter voor alle lidstaten en voor alle jaren dezelfde methode en dezelfde emissiefactoren worden gebruikt, geven de Eurostat-gegevens echter wel een betrouwbare indicatie van de tendensen. Als de eigen inventaris van een lidstaat sterk afwijkt van de tendens die uit de Eurostat-gegevens blijkt, is dat voor de Commissie aanleiding voor een nader onderzoek. De Eurostat-gegevens bieden bovendien het voordeel dat zij sneller beschikbaar zijn dan de door de lidstaten verstrekte inventarisgegevens en dat zij volledig transparant zijn. Iedereen, ook onze medeondertekenaars van de FCCC, kan de juistheid van de berekeningen gemakkelijk controleren en de verklaringen van de Gemeenschap over de stabilisering van de emissies bevestigen.