Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1715/97 van Hiltrud BREYER aan de Commissie. Duitse wet op de toelevering van elektriciteit

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1715/97 van Hiltrud BREYER aan de Commissie. Duitse wet op de toelevering van elektriciteit

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1715/97 van Hiltrud BREYER aan de Commissie. Duitse wet op de toelevering van elektriciteit

Publicatieblad Nr. C 045 van 10/02/1998 blz. 0087


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1715/97 van Hiltrud Breyer (V) aan de Commissie (23 mei 1997)

Betreft: Duitse wet op de toelevering van elektriciteit

In een brief van Commissaris Van Miert aan de Duitse minister van Economische Zaken Rexrodt van 26 oktober 1996 is sprake van de negatieve gevolgen van de Duitse wet op de toelevering van elektriciteit (Stromeinspeisegesetz) op de intracommunautaire handel in elektriciteit. Maar de handel in elektriciteit op de interne markt van de EU is in handen van samenwerkingsverbanden van ondernemingen, bijvoorbeeld PreussenElektra, maar niet van elektriciteitsdistributiebedrijven, zoals Schleswag, EWE, ÜNH, enz.. Alleen deze laatste zijn echter overeenkomstig de Duitse wet op de toelevering van elektriciteit verplicht op basis van windkracht opgewekte elektriciteit op te nemen en te vergoeden. PreussenElektra als zelfstandige producent en exploitant van het doorvoernetwerk heeft tot dusver nog geen enkel kilowatt-uur windenergie overeenkomstig de wet op de toelevering van elektriciteit behoeven vergoeden. Het samenwerkingsverband PreussenElektra kan door de levering van windstroom aan het distributienetwerk alleen minder elektriciteit aan de distributiebedrijven afzetten.

1. Hoe beoordeelt de Commissaris voor energie tegen deze achtergrond de gevolgen van de Duitse wet op de toelevering van elektriciteit voor de intracommunautaire handel in elektriciteit?

2. Hoe moeten deze gevolgen in het licht van de inwerkingtreding van de richtlijn inzake de interne elektriciteitsmarkt, in het bijzonder artikel 14, lid 3, worden beoordeeld, op basis waarvan de energievoorzieningsbedrijven verplicht zijn productie, doorvoer en distributie van elektriciteit te scheiden?

3. Hoe staat de Commissie tegenover het feit dat PreussenElektra zich sterk maakt voor zijn dochter- resp. aandeelhoudende ondernemingen, bijvoorbeeld Schleswag of Sydkraft, tegen de achtergrond van het in artikel 7, lid 5, van de richtlijn inzake de interne elektriciteitsmarkt geformuleerde discriminatieverbod, waarin is bepaald dat de exploitant van het netwerk gebruikers of categorieën gebruikers van het netwerk niet mag discrimineren, vooral ten opzichte van zijn dochterondernemingen of aandeelhouders?

4. Is de Commissie niet ook van opvatting dat de artikelen 8, lid 3, en 11, lid 3, van de richtlijn inzake de interne elektriciteitsmarkt nadrukkelijk voorzien in de mogelijkheid van prioritaire regelingen voor hernieuwbare energiebronnen, waaronder ook minimumvergoedingen voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen vallen die bijvoorbeeld door de wet op de toelevering van elektriciteit in Duitsland worden gegarandeerd?

Antwoord van de heer Papoutsis namens de Commissie (26 juni 1997)

Het Duitse "Stromeinspeisegesetz¨ verplicht de elektriciteitsdistributiebedrijven ertoe om met duurzame energie opgewekte elektriciteit tegen een gegarandeerde minimumprijs af te nemen. Deze wet is aangemeld bij de Commissie, die hieraan in 1990 uit hoofde van artikel 92 van het EG-verdrag haar fiat heeft gegeven. De Commissie constateert evenwel dat de marktomstandigheden en prijsvoorwaarden waaronder duurzame energie wordt bevorderd, sindsdien zijn veranderd.

1. In haar resolutie van 27 mei 1997 over een strategie voor duurzame energiebronnen die naar aanleiding van het groenboek van de Commissie ((COM(96) 576. )) is vastgesteld, merkt de Raad op dat in het kader van de liberalisering van de energiemarkten een actief overheidsbeleid op het niveau van de lidstaten en, rekening houdende met het subsidiariteitsbeginsel, op dat van de Gemeenschap nodig is om de concurrentiepositie van duurzame energie te verbeteren. De Commissie komt binnenkort met een witboek en een actieplan voor duurzame energie. In dit verband zal zij onderzoeken of een aanpak zoals die van het "Stromeinspeisegesetz¨ geschikt is.

2. en 3. Richtlijn 96/92/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit ((PB L 27 van 30.1.1997. )) is op 19 februari 1997 in werking getreden. De lidstaten hebben twee jaar de tijd om deze in nationaal recht om te zetten. De Commissie is daarom niet in staat nu al het gedrag van Preussen Elektra aan artikel 7, lid 5, en artikel 14, lid 3, van deze richtlijn te toetsen.

4. Op grond van artikel 8, lid 3, en artikel 11, lid 3, van de richtlijn is het inderdaad mogelijk bij de aanbesteding van productie-installaties prioriteit te geven aan duurzame energie, maar de richtlijn spreekt zich niet uit over de financiering hiervan. Deze moet in het kader van de in de punten 2 en 3 genoemde omzetting op nationaal niveau worden geregeld, zij het met inachtneming van de verdragsbepalingen inzake staatssteun.