Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1855/97 van Joaquín SISÓ CRUELLAS aan de Commissie. Overheidssteun

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1855/97 van Joaquín SISÓ CRUELLAS aan de Commissie. Overheidssteun

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1855/97 van Joaquín SISÓ CRUELLAS aan de Commissie. Overheidssteun

Publicatieblad Nr. C 045 van 10/02/1998 blz. 0112


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1855/97 van Joaquín Sisó Cruellas (PPE) aan de Commissie (30 mei 1997)

Betreft: Overheidssteun

In haar vijfde verslag over de toekenning van overheidssteun toont de Commissie zich ongerust over de ontwikkelingen ter zake. Uit dit verslag blijkt dat de overheidssteun niet alleen niet in omvang afneemt, maar in vier lidstaten zelfs is toegenomen. Daarbij komt dat precies de rijkste en machtigste landen het leeuwendeel van de overheidssteun toekennen, hetgeen niet alleen tot concurrentievervalsing leidt, maar ook een negatieve weerslag heeft op de economische samenhang, aangezien met name de landen met een economische achterstand het minst op steun kunnen rekenen. De Commissie wil hiertegen optreden door de controles te versterken, de voorwaarden voor het verlenen van toestemming aan te scherpen en van de lidstaten te verlangen dat ze een tijdschema voor de inkrimping van de overheidssteun uitwerken.

Kan de Commissie concreet aangeven welke maatregelen zij zal treffen om aan deze situatie het hoofd te bieden?

Antwoord van de heer Van Miert namens de Commissie (30 juni 1997)

In haar conclusies van het vijfde Verslag inzake steunmaatregelen van de lidstaten ((Doc. COM (97)170 def. )) heeft de Commissie haar bezorgdheid uitgesproken over het nog altijd algemeen hoge niveau van steun die aan de industrie wordt toegekend en over de gevaren van de huidige ontwikkelingen voor de cohesie.

De Commissie heeft reeds meerdere malen te kennen gegeven voornemens te zijn de regelgeving inzake steunmaatregelen strikter toe te passen. Het groeiend aantal negatieve besluiten en terugvorderingen getuigt inderdaad reeds van een aangescherpt toezicht. Ook is een nieuw ontwerp in voorbereiding voor richtsnoeren betreffende regionale steunmaatregelen dat een vermindering van de steunintensiteit van de onderhavige maatregelen beoogt. Bovendien heeft de Commissie ook de intentie striktere regels vast te stellen voor onderzoek van reddings- en herstructureringssteun voor ondernemingen in moeilijkheden. Ten slotte lijkt het nodig dat de Commissie een groter deel van haar middelen besteedt aan onderzoek van de belangrijkste en meest concurrentievervalsende ad hoc-steungevallen, gezien de aanzienlijke toename ervan. Daartoe bereidt zij een zogenaamd multisectorale ontwerp-kaderregeling voor waarin de onderzoekscriteria voor deze steungevallen zullen worden bepaald. Tenslotte zou een ontwerpverordening op grond van artikel 94 van het EG-Verdrag -waardoor de Commissie de procedures zou kunnen vereenvoudigen door bepaalde steuncategorieën van de aanmeldingsplicht vrij te stellen- het mogelijk maken een gedeelte van de middelen vrij te maken en bijgevolg in dit kader eveneens een belangrijke rol kunnen spelen.

Ondanks de inspanningen die de Commissie bereid is te doen, is niettemin duidelijk dat ze alleen niet over voldoende actiemiddelen beschikt om het steunvolume te verlagen en de kloof tussen de cohesie-lidstaten en de andere landen te verkleinen. De haalbaarheid van deze doelstelling hangt vooral af van de bereidheid van de lidstaten. Natuurlijk zal de Commissie elke vorm van samenspraak en elk initiatief op dit terrein ondersteunen.