SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2507/97 van Frédéric STRIBY aan de Commissie. Problemen van Franse bouwondernemingen in Duitsland
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2507/97 van Frédéric STRIBY aan de Commissie. Problemen van Franse bouwondernemingen in Duitsland
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2507/97 van Frédéric STRIBY aan de Commissie. Problemen van Franse bouwondernemingen in Duitsland
Publicatieblad Nr. C 082 van 17/03/1998 blz. 0095
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2507/97 van Frédéric Striby (I-EDN) aan de Commissie (22 juli 1997)
Betreft: Problemen van Franse bouwondernemingen in Duitsland
De nieuwe regels die sinds 1 januari 1997 van kracht zijn voor de Europese - in casu, Franse - ambachtelijke ondernemingen die bouwwerkzaamheden uitvoeren in Duitsland zorgen voor problemen op het gebied van het vrij verkeer van goederen.
De nieuwe federale wet van 26 februari 1996 verplicht inderdaad de werkgevers hun werknemers op locatie in Duitsland een verplicht minimum bruto-uurloon van 17 DM te betalen in plaats van het contractuele loon van hun land van herkomst.
Als de Franse bedrijven dit minimumloon van 17 DM effectief zouden betalen, zou dit, volgens berekeningen van de Chambre des Métiers van Elzas, neerkomen op een stijging met 27 % van het Franse loon vergeleken met het Duitse referentieloon.
Is dit volgens de Commissie geen geval van verbloemd protectionisme en een belemmering van het recht van de ambachtelijke ondernemingen uit buurlanden van Duitsland om vrij hun beroepsactiviteiten uit te oefenen in de geest van de regels van de interne markt?
Antwoord van de heer Monti namens de Commissie (18 september 1997)
Het opleggen van een minimumloon aan dienstverlenende bedrijven, ongeacht hun lidstaat van vestiging, betekent geen schending van het recht van vrije dienstverlening.
Uit de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie blijkt dat de artikelen 59 en 60 van het EG-Verdrag er zich niet tegen verzetten dat Duitsland, als ontvangende lidstaat, van alle personen die op Duits grondgebied, zelfs tijdelijk, arbeid in loondienst verrichten, eist dat zij de regels betreffende het minimumloon naleeft en daartoe de geschikte middelen aanwendt.
Dit principe werd onlangs bevestigd door Richtlijn 96/71/EG van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten ((PB L 18 van 21.1.1997. )). De richtlijn bepaalt dat alle ondernemingen die in het kader van transnationale dienstverrichtingen werknemers ter beschikking stellen op het grondgebied van een andere lidstaat, een aantal essentiële minimumvoorschriften moeten naleven, in het bijzonder met betrekking tot het minimumloon dat van kracht is in de lidstaat waar de dienstverrichting plaatsvindt.
De nieuwe Duitse wet is bijgevolg in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, op voorwaarde dat de controles ter garandering van de naleving van de voorschriften betreffende het minimumloon niet discriminerend of onevenredig zijn.