Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2596/97 van David HALLAM aan dee Raad. De Economische en Monetaire Unie

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2596/97 van David HALLAM aan dee Raad. De Economische en Monetaire Unie

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2596/97 van David HALLAM aan dee Raad. De Economische en Monetaire Unie

Publicatieblad Nr. C 102 van 03/04/1998 blz. 0066


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2596/97 van David Hallam (PSE) aan de Raad (1 september 1997)

Betreft: De Economische en Monetaire Unie

1. Wat zijn de geraamde kosten voor de nationale munten:

a) om de technologie aan te schaffen voor de "Noordse Gouden¨?

b) om de productie over te schakelen op een niet-traditioneel materiaal voor het slaan van munten?

c) in verband met verminderde of verloren gegane exportmarkten in niet-EU-landen?

2. Waarom is uit zoveel legeringen zonder nikkel of met weinig nikkel alleen gekozen voor één wettig gedeponeerd product, de "Noordse Gouden¨?

Gecombineerd antwoord op de schriftelijke vragen E-2596/97 en E-2650/97 (10 november 1997)

De Commissie heeft op 5 juni 1997 bij de Raad een formeel voorstel voor een verordening van de Raad over de denominaties en technische specificaties van euromuntstukken ingediend.

Dit voorstel neemt in grote lijnen de technische elementen over die zijn voorgesteld door de directeuren van de Munten van de lidstaten, aan wie de Raad de opdracht had gegeven een volledig voorstel voor één Europees muntsysteem te bestuderen en op te stellen. Wat de materialen voor de productie van de euromuntstukken betreft, is de studie van de directeuren van de Munten met name gebaseerd op de meest recente technische kennis, zowel economisch gezien als vanuit het oogpunt van de volksgezondheid.

Tijdens zijn zitting van 7 juli 1997 heeft de Raad zijn politieke goedkeuring aan het Commissievoorstel gehecht, onder voorbehoud van later door de Raad aan te nemen wijzigingen na bespreking van de eventueel door het Europees Parlement in eerste en/of tweede lezing voor te stellen amendementen. Er zij namelijk op gewezen dat dit op artikel 105 A van het EG-Verdrag gebaseerde voorstel onderworpen is aan de samenwerkingsprocedure met het Europees Parlement en dat de betreffende verordening door de Raad pas formeel kan worden vastgesteld wanneer de lidstaten die de euro als Europese munt aannemen, bekend zijn (artikelen 105 A en 109 K van het Verdrag).

De Raad heeft intussen het Europees Parlement is eerste lezing over dit voorstel geraadpleegd en wacht zijn advies af.