SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2877/97 van Glenys KINNOCK aan de Commissie. Overeenstemming tussen het beleid van de Commissie en de resolutie van de Raad van 18 juni 1992 inzake de verkooppraktijken in derde landen van in de Gemeenschap gevestigde fabrikanten van vervangingsmiddelen voor moedermelk
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2877/97 van Glenys KINNOCK aan de Commissie. Overeenstemming tussen het beleid van de Commissie en de resolutie van de Raad van 18 juni 1992 inzake de verkooppraktijken in derde landen van in de Gemeenschap gevestigde fabrikanten van vervangingsmiddelen voor moedermelk
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2877/97 van Glenys KINNOCK aan de Commissie. Overeenstemming tussen het beleid van de Commissie en de resolutie van de Raad van 18 juni 1992 inzake de verkooppraktijken in derde landen van in de Gemeenschap gevestigde fabrikanten van vervangingsmiddelen voor moedermelk
Publicatieblad Nr. C 082 van 17/03/1998 blz. 0150
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2877/97 van Glenys Kinnock (PSE) aan de Commissie (1 september 1997)
Betreft: Overeenstemming tussen het beleid van de Commissie en de resolutie van de Raad van 18 juni 1992 inzake de verkooppraktijken in derde landen van in de Gemeenschap gevestigde fabrikanten van vervangingsmiddelen voor moedermelk
Kan de Commissie zeggen of het waar is dat de Deense fabrikant van babyvoeding, MILCO, met zijn praktijken in Bangladesh de gedragscode van de Wereldgezondheidsorganisatie van 1981 inzake de verkoop van vervangingsmiddelen voor moedermelk heeft geschonden, en bijgevolg heeft gehandeld in strijd met de resolutie van de Raad van 18 juni 1992 inzake de verkooppraktijken in derde landen van in de Gemeenschap gevestigde fabrikanten van vervangingsmiddelen voor moedermelk ((PB C 172 van 8.7.1992, blz. 1. ))?
Is het waar dat de Commissie fiscale voordelen geeft aan bedrijven zoals MILCO die vervangingsmiddelen voor moedermelk promoten in derde landen, zelfs wanneer deze activiteiten strijdig zijn met de gedragscode van de Wereldgezondheidsorganisatie van 1981 en de resolutie van de Raad van 18 juni 1992?
Zo ja, vindt de Commissie dan niet dat haar aanpak volledig in strijd is met de internationale gedragscode en de resolutie van de Raad en dat onmiddellijk een einde moet worden gesteld aan het verlenen deze fiscale voordelen?
Antwoord van de heer Bangemann namens de Commissie (22 september 1997)
De Commissie heeft, overeenkomstig de resolutie van de Raad van 18 juni 1992, haar vertegenwoordigingen in derde landen opdracht gegeven als "tussenpersoon¨ te fungeren voor de overheidsinstanties, zodat enige klacht of kritiek naar aanleiding van de verkooppraktijken van in de Gemeenschap gevestigde producenten hun ter ore zou komen. Tot op heden zijn er vanuit Bangladesh geen dergelijke klachten vernomen. De Commissie kan verklaringen of berichten met betrekking tot door in de Gemeenschap gevestigde bedrijven in dit land toegepaste ongeoorloofde verkooppraktijken derhalve niet bevestigen.
De Commissie zou er bovendien op willen wijzen dat de door het geachte Parlementslid in het tweede deel van de vraag aangekaarte kwestie niet relevant is, aangezien er dienaangaande in het geheel geen klachten zijn ingediend.