SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2918/97 van Arlene McCARTHY aan dee Raad. Onderzoek betreffende anti-dumpingrechten op export van ongebleekte katoen uit India, Pakistan, Indonesië, Turkije, China en Egypte
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2918/97 van Arlene McCARTHY aan dee Raad. Onderzoek betreffende anti-dumpingrechten op export van ongebleekte katoen uit India, Pakistan, Indonesië, Turkije, China en Egypte
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2918/97 van Arlene McCARTHY aan dee Raad. Onderzoek betreffende anti-dumpingrechten op export van ongebleekte katoen uit India, Pakistan, Indonesië, Turkije, China en Egypte
Publicatieblad Nr. C 102 van 03/04/1998 blz. 0149
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2918/97 van Arlene McCarthy (PSE) aan de Raad (8 september 1997)
Betreft: Onderzoek betreffende anti-dumpingrechten op export van ongebleekte katoen uit India, Pakistan, Indonesië, Turkije, China en Egypte
Kan de Raad met betrekking tot het nieuwe onderzoek betreffende anti-dumpingrechten op de export van ongebleekte katoen uit India, Pakistan, Indonesië, Turkije, China en Egypte, mededelen waarom hij zo snel na afloop van het vorige onderzoek van de Commissie - dat officieel zelfs nog niet is afgesloten - na zijn afwijzing van de voorgestelde rechten in mei 1997 zijn goedkeuring heeft gehecht aan een derde onderzoek?
De vorige klacht is door de Raad verworpen, omdat hij van mening was dat rechten de Gemeenschap als geheel meer kwaad dan goed zouden doen. Is de Raad niet van oordeel dat dit duidelijk politieke besluit om een nieuw onderzoek te beginnen alleszins kwaad doet en geen goed? Is de Raad het er niet mee eens dat deze nieuwe, maar in gote lijnen identieke zaak niet alleen een bedreiging vormt voor de rechtstreeks betrokken partijen - omdat gedurende de periode waarin de klacht wordt behandeld opnieuw onzekerheid wordt gecreëerd, en veel ingrijpender gevolgen in de vorm van fabriekssluitingen en grote verliezen aan arbeidsplaatsen in de verwerkende textielindustrie en de groothandel in de EU te verwachten zijn wanneer de rechten inderdaad worden ingesteld - maar ook een enorme verspilling van EU-belastinggelden betekent?
Antwoord (10 november 1997)
1. De Raad herinnert het geachte parlementslid eraan dat op grond van artikel 5 van Verordening nr. 384/96 van de Raad (basisverordening antidumping) alleen de Commissie het besluit kan nemen om een antidumpingprocedure in te leiden.
2. Volgens de informatie waarover de Raad beschikt, heeft Eurocoton op 26 mei 1997 een klacht ingediend aangaande de invoer van ongebleekte katoenen weefsels van oorsprong uit verscheidene derde landen. Naar aanleiding van die kalcht heeft de Commissie overeenkomstig artikel 5 van voornoemde Verordening nr. 384/96 besloten een antidumpingprocedure in te leiden en het bijbehorende onderzoek aan te vangen (bekendgemaakt in het Publicatieblad van 11 juli 1997).
3. Volgens artikel 6, lid 9, van de basisverordening wordt een antidumpingonderzoek, voor zover mogelijk, binnen één jaar afgesloten. Het wordt in ieder geval binnen 15 maanden na de opening beëindigd.
4. De Raad wacht de resultaten van het onderzoek af alvorens in dezen een standpunt in te nemen.