Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3244/97 van Alfonso NOVO BELENGUER aan de Commissie. Radio-actief afval

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3244/97 van Alfonso NOVO BELENGUER aan de Commissie. Radio-actief afval

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3244/97 van Alfonso NOVO BELENGUER aan de Commissie. Radio-actief afval

Publicatieblad Nr. C 134 van 30/04/1998 blz. 0123


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3244/97 van Alfonso Novo Belenguer (ARE) aan de Commissie (20 oktober 1997)

Betreft: Radio-actief afval

In de opwerkingscentrales voor plutonium van La Hague (Frankrijk) en Sellafield (Groot-Brittannië) is ontdekt dat er radio-actief afval op zee wordt geloosd.

Volgens schattingen gaat het per jaar om 200.000 m3 van een zo gevaarlijke stof als plutonium (blijft tot 250.000 jaar actief) die op zee worden geloosd.

Deze toestand is dermate verontrustend dat zelfs de eigen Franse regering in juni een verbod heeft afgekondigd op het baden en vissen in de omgeving van de centrale, gezien de risico's voor de volksgezondheid.

Is de Commissie bekend met deze lozingen van plutonium dat afkomstig is uit de centrales van La Hague en Sellafield?

Heeft de Commissie een uitgebreid onderzoek verricht naar deze lozingen om vast te stellen of de wet hierbij niet wordt overtreden en wat de gevolgen zijn voor het milieu?

Antwoord van mevrouw Bjerregaard namens de Commissie (19 november 1997)

Zowel Frankrijk als het Verenigd Koninkrijk hebben zich ertoe verbonden om het verbod op het dumpen in zee van radioactieve stoffen te respecteren, zoals dit is neergelegd in het in 1992 te Oslo en Parijs gesloten Verdrag betreffende de bescherming van het mariene milieu in het noordoosten van de Atlantische Oceaan, waardoor geleidelijk aan twee eerdere verdragen welke in Oslo, respectievelijk Parijs werden gesloten, zullen worden vervangen. Dat verbod slaat evenwel op het dumpen van afval in zee en heeft geen betrekking op het lozen van laag radioactieve vloeistoffen welke afkomstig zijn van installaties op het land, hetgeen gecontroleerd wordt aan de hand van strikt toegepaste vergunningen die door de nationale autoriteiten worden afgegeven.

In juli 1996 ging de Commissie uit hoofde van artikel 35 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie de doeltreffendheid na van de installaties welke gebruikt worden om in en rond de centrale van La Hague te controleren of aan de milieueisen wordt voldaan. Bij die gelegenheid kwam men tot de slotsom dat er passende maatregelen waren getroffen om toezicht te kunnen uitoefenen op het niveau van de radioactiviteit in en bij de centrale.

Wat de toegang van het publiek tot de centrale van La Hague betreft is de Commissie ervan op de hoogte dat er in een bepaald gebied rond de monding van de buis in zee en binnen een corridor langs de persleiding reeds sinds vele jaren wettelijke beperkingen gelden. Eerder dit jaar werden die beperkingen nog gedurende korte tijd uitgebreid toen de Franse regering studies liet uitvoeren naar de niveaus van de radioactiviteit rond de nucleaire opwerkingsfabriek van La Hague. In het verslag over deze studies kwam men tot de slotsom dat de radioactiviteit van het geloosde afvalwater binnen de limieten bleef welke door de nationale autoriteiten werden voorgeschreven. Bovendien werd bevestigd dat in weerwil van de in het milieu aanwezige radioactiviteit de stralingsdosis welke bij die personen uit het publiek die het meest aan straling waren blootgesteld, gemeten werd duidelijk beneden de grenswaarden bleef die in de basisveiligheidsnormen van de Gemeenschap zijn vastgelegd.