Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3611/97 van Elly PLOOIJ-VAN GORSEL aan de Commissie. Textielhandel met China

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3611/97 van Elly PLOOIJ-VAN GORSEL aan de Commissie. Textielhandel met China

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3611/97 van Elly PLOOIJ-VAN GORSEL aan de Commissie. Textielhandel met China

Publicatieblad Nr. C 174 van 08/06/1998 blz. 0087


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3611/97 van Elly Plooij-van Gorsel (ELDR) aan de Commissie (13 november 1997)

Betreft: Textielhandel met China

China neemt 16% van de wereldhandel in de textielsector voor zijn rekening. Uit de ervaringen met China als handelspartner blijkt dat afspraken slecht nagekomen werden en moeilijk af te dwingen zijn.

In hoeverre is de Commissie van mening dat het, gezien de sterke positie van China op de textielmarkten, fair is ten opzichte van het Europese bedrijfsleven, om het land de status van ontwikkelingsland toe te kennen, met de daaraan verbonden preferentiële handelsvoorwaarden?

In verband daarmee, wat is de mening van de Commissie over de manier van toelating van China tot de WTO, in eén keer of met een transitieperiode? Vindt de Commissie dat toelating in stappen een belangrijk drukmiddel kan vormen waarmee naleving van hervormingsafspraken kan worden afgedwongen?

In welke mate verwacht de Commissie dat de onderhandelingen met China een effectieve vermindering van bestaande non-tarifaire barrières teweeg zullen brengen? Op welke manier voorkomt de Commissie de vervanging van onder de WTO verboden tarifaire door non-tarifaire barrières?

Antwoord van Sir Leon Brittan namens de Commissie (16 december 1997)

De onderhandelingen over de toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) bevinden zich nog steeds in een belangrijke fase. Zij hebben betrekking op een groot aantal domeinen, gaande van verbintenissen ten aanzien van tariefniveaus tot de afschaffing van een groot aantal non-tarifaire handelsbelemmeringen en de tenuitvoerlegging van rechtsregels met betrekking tot intellectuele eigendom en de openstelling van de dienstensector. Door de uitvoering van de uit het WTO-lidmaatschap voortvloeiende verplichtingen zal in China een nieuwe liberaliseringsgolf ontstaan en zullen zich nieuwe hervormingen opdringen.

Overeenkomstig de WTO-bepalingen, die voor alle landen gelden, moet China zijn verplichtingen inzake liberalisering stapsgewijs en met verschillende overgangsperioden tenuitvoerleggen.

De Commissie, gesteund door de lidstaten, is van mening dat het WTO-lidmaatschap een middel is om China aan te moedigen nieuwe hervormingen door te voeren, een markteconomie tot stand te brengen en zijn internationale verplichtingen na te komen. Er zij op gewezen dat de WTO sedert 1995 over een efficiënt mechanisme voor geschillenbeslechting beschikt waardoor zij druk kan uitoefenen op de tenuitvoerlegging van overeenkomsten.

Er zijn aan China inderdaad preferentiële tarieven voor de textielinvoer in de Gemeenschap toegekend doch wel door de lidstaten zelf en volledig los van de toetreding van China tot de WTO. Voor het overige geniet de Chinese textielinvoer dezelfde behandeling als die van andere landen, wat inhoudt dat er op de invoer in de Gemeenschap nog steeds kwantitatieve beperkingen van toepassing zijn. Deze beperkingen zullen geleidelijk worden geliberaliseerd in het kader van de WTO-verplichtingen.

De Commissie is van oordeel dat de Chinese regering de voorbije jaren belangrijke economische hervormingen heeft doorgevoerd. Er zijn echter nog nieuwe maatregelen nodig om te zorgen voor een stabiele integratie van China in de wereldeconomie en om deze markt open te stellen voor de goederen en diensten van andere landen, in overeenstemming met de voorwaarden van het wereldhandelssysteem. Volgens de Commissie zal het WTO-lidmaatschap daadwerkelijk bijdragen tot de verwezenlijking van deze doelstellingen.