SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3667/97 van John IVERSEN aan de Commissie. BSE
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3667/97 van John IVERSEN aan de Commissie. BSE
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3667/97 van John IVERSEN aan de Commissie. BSE
Publicatieblad Nr. C 196 van 22/06/1998 blz. 0009
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3667/97 van John Iversen (PSE) aan de Commissie (19 november 1997)
Betreft: BSE
In resolutie 97/534/EU ((PB L 216 van 8.8.1997, blz. 95. )) worden alle lidstaten verzocht bijzonder risicomateriaal uit de voedselketen te verwijderen. Zulks op basis van een aanbeveling van het Wetenschappelijk Veterinair Comité inzake een dergelijke verwijdering in landen of gebieden waar is vastgesteld dat TSE-verwekkers kunnen voorkomen. In de resolutie wordt zonder nader bewijs gesteld dat geen enkele lidstaat vrij van een eventueel TSE-risico kan worden geacht.
De manier waarop in Deense exportslachthuizen wordt geslacht verschilt in de volgende opzichten duidelijk van de situatie in andere lidstaten:
- naar aanleiding van een goedkeuring door de VS uitsluitend slacht van Deense dieren
- scrapie is nooit vastgesteld en BSE uitsluitend in uit het VK ingevoerde dieren
- het - nageleefde - verbod op de invoer van beendermeel van runderen sinds 1933 en op het gebruik van herkauwers sinds 1990
- sinds 1992 is BSE een ziekte waarvoor registratieplicht geldt.
Denemarken is dan ook officieel vrij van BSE overeenkomstig artikel 3.2.13.3 van de veterinaire code van het OIE.
1. Op welke met feiten onderbouwde basis beweert de Commissie dat in Denemarken BSE-risico bestaat?
2. Waarom wordt in de resolutie niet de mogelijkheid geboden dat de lidstaten overeenkomstig artikel 6, lid 4, BSE-vrij kunnen worden verklaard, en dat hiermee niet het veterinaire regionalisatiebeginsel van de EU ter zijde wordt gezet?
Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie (10 februari 1998)
Artikel 6, lid 4, van Beschikking 97/534/EG van 30 juli 1997 houdende verbod, in verband met overdraagbare spongiforme encefalopathieën, op het gebruik van risicomateriaal ((PB L 216 van 8.8.1997. )) bepaalt dat de lidstaten de uit "internationale overeenkomsten¨ voortvloeiende verplichtingen moeten naleven.
De tekst voorziet niet in ontheffingen voor derde landen of lidstaten. Door verscheidene derde landen en lidstaten, waaronder Denemarken, zijn aanvragen ingediend om vrij van overdraagbare spongiforme encefalopathieën of vrij van boviene spongiforme encefalopathieën te worden verklaard. De Commissie is gemachtigd om op dezelfde rechtsgrondslag als voornoemde beschikking dit soort ontheffingen voor te stellen.
Ingevolge een verzoek van de Commissie heeft de wetenschappelijke stuurgroep een geharmoniseerde lijst van criteria opgesteld, op grond waarvan alle aanvragen om vrij van overdraagbare spongiforme encefalopathieën of vrij van boviene spongiforme encefalopathieën te worden verklaard zullen worden beoordeeld en op basis waarvan de landen eventueel kunnen worden verzocht om nadere informatie te verstrekken. De wetenschappelijke stuurgroep heeft deze lijst op 26 januari 1998 afgerond. De tot dusver ontvangen aanvragen (waaronder die van Denemarken) zullen nu snel worden beoordeeld.
De Commissie kan geen standpunt ten aanzien van de situatie in een afzonderlijke lidstaat innemen, zolang zij het noodzakelijke wetenschappelijke advies niet heeft ontvangen. De Commissie zal de situatie in verband met deze kwestie beoordelen, zodra dit advies beschikbaar is.