SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 4079/97 van Georg JARZEMBOWSKI aan de Commissie. Grondafhandelingsdiensten

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-4079/97 van Georg Jarzembowski (PPE) aan de Commissie (18 december 1997)

Betreft: Grondafhandelingsdiensten

De Raad heeft bij besluit van 15 oktober 1996 de richtlijn 96/67/EG ((PB L 272 van 25.10.1996, blz. 36.)) betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap uitgevaardigd. De termijn voor de omzetting in nationaal recht van de richtlijn was overeenkomstig artikel 23 van de richtlijn een jaar na de datum van publicatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze termijn is op 26 oktober 1997 verlopen. De richtlijn heeft als doel na tientallen jaren waarin de luchthavens een monopolistische positie hadden, de grondafhandelingsdiensten voor de concurrentie te openen en ook nieuwe dienstverleners toegang tot deze markt te verschaffen.

Kan de Commissie tegen deze achtergrond de volgende vragen beantwoorden:

1. Welke lidstaten hebben de richtlijn tijdig of tot op heden in nationaal recht omgezet?

2. Heeft de Commissie reeds onderzocht of de besluiten van de lidstaten die de richtlijn reeds hebben omgezet in concreet opzicht met de bepalingen van de richtlijn stroken? Zo ja, met welk resultaat? Zo neen, voor welk tijdstip zal zij dit doen?

3. Hebben de lidstaten die de richtlijn niet binnen de vereiste termijn hebben omgezet de Commissie reeds medegedeeld wanneer zij hiertoe zullen overgaan? (Graag zonodig een overzicht van de data per lidstaat.)

4. Wat onderneemt de Commissie om de landen die de richtlijn nog niet hebben omgezet hiertoe te dwingen?

5. Op welke wijze kunnen hierbij betrokken ondernemingen na de afloop van de termijn rechtstreeks aanspraken op grond van de richtlijn doen gelden tegenover de lidstaten die de richtlijn nog niet hebben omgezet?

Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie (16 februari 1998)

Richtlijn 96/67/EG betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap had uiterlijk op 25 oktober 1997 in nationale wetgeving moeten zijn omgezet. Geen enkele nationale wettelijke maatregel is de Commissie tijdig meegedeeld en daarom zijn op 29 december 1997 aan alle lidstaten aanmaningsbrieven gestuurd.

Vier lidstaten (Duitsland, Frankrijk, Finland en het Verenigd Koninkrijk) hebben de richtlijn nu ten uitvoer gelegd, terwijl de meeste landen (België, Nederland, Luxemburg, Ierland, Denemarken, Zweden, Griekenland en Oostenrijk) die de richtlijn nog niet ten uitvoer hebben gelegd de Commissie hebben meegedeeld dat dit in de eerste drie maanden van 1998 zal gebeuren. Van de overige lidstaten wordt nog een antwoord verwacht.

Tijdens de tenuitvoerlegging wordt de Commissie op de hoogte gehouden van de te verwachten wetsteksten en kan zij haar mening geven over de juistheid en de toepasselijkheid daarvan.

Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie mogen ondernemingen zich rechtstreeks op de bepalingen van een communautaire richtlijn beroepen wanneer een lidstaat de wet niet vóór de uiterste datum ten uitvoer heeft gelegd, op voorwaarde dat deze bepalingen duidelijk, ondubbelzinnig en onvoorwaardelijk zijn en niet afhankelijk zijn van verdere acties door de Gemeenschap of door nationale instanties. Bovendien mogen ondernemingen op bepaalde voorwaarden schadeloosstelling van de lidstaat eisen voor de schade die zij hebben geleden doordat de staat een communautaire richtlijn niet vóór de uiterste datum ten uitvoer heeft gelegd.