Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 4191/97 van de leden Rijk van DAM , Bartho PRONK aan de Commissie. Situatie christelijke minderheden in Turkije

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 4191/97 van de leden Rijk van DAM , Bartho PRONK aan de Commissie. Situatie christelijke minderheden in Turkije

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 4191/97 van de leden Rijk van DAM , Bartho PRONK aan de Commissie. Situatie christelijke minderheden in Turkije

Publicatieblad Nr. C 323 van 21/10/1998 blz. 0011


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4191/97 van Rijk van Dam (I-EDN) en Bartho Pronk (PPE) aan de Commissie (21 januari 1998)

Betreft: Situatie christelijke minderheden in Turkije

De organisatie "Jubilee Campaign¨ bericht dat de Turkse regering heeft besloten de activiteiten van de Syrisch-Orthodoxe kerken en drie Syrisch Orthodoxe kloosters in Tur Abdin te beperken. Het betreft de kloosters Deyr-ul-Zafaran, Mor Gabriel en Mar Yakub van Salah. De monniken en nonnen die momenteel in het klooster leven kunnen daar blijven, maar de Turkse regering heeft hen in een brief van 6 oktober verboden les te geven in de Syrische taal, religieuze opleidingen te verzorgen, nieuwe gebouwen neer te zetten, reparaties aan de gebouwen uit te voeren of bezoekers of toeristen te ontvangen.

Deze berichten sluiten aan bij eerdere berichten over de problemen van religieuze minderheden in het zuidoosten van Turkije. In de schriftelijke vragen E-3660/95 ((PB C 112 van 17.4.1996, blz. 57. )) en E-1424/96 ((PB C 356 van 25.11.1996, blz. 38. )) is daar al op gewezen.

1. Kan de Commissie de berichten over de Syrisch-Orthodoxe kerken in Turkije bevestigen en is zij op de hoogte van de moeilijke omstandigheden waarin christelijke minderheden verkeren?

2. Deelt de Commissie onze mening dat dit optreden van de Turkse regering in strijd is met artikel 9 van het EVRM en de afspraken van het tussen de EU en Turkije geldende douaneakkoord?

3. Is de Commissie bereid om er bij de Turkse autoriteiten op aan te dringen de beperkende maatregelen ten aanzien van de Syrische Orthodoxe kerken en kloosters op te heffen?

Antwoord van de heer Van den Broek namens de Commissie (4 februari 1998)

Uit de inlichtingen die de Commissie heeft ingewonnen, blijkt dat de Turkse minister van Binnenlandse Zaken onlangs door een Turks Parlementslid is ondervraagd in verband met de door de geachte Parlementsleden aan de orde gestelde kwestie. In zijn antwoord van 31 december 1997 verklaarde de minister dat de regering geenszins overweegt om godsdienstonderwijs in de Syrisch-Orthodoxe gemeenschap te verbieden, zich te bemoeien met de godsdienstvrijheid of ze in te perken.

Bij al haar contacten met de Turkse autoriteiten wijst de Commissie nadrukkelijk op het belang van de verbetering van de situatie van de mensenrechten en de voortzetting van het democratisch proces in Turkije.

De Europese Raad die in december 1997 bijeenkwam in Luxemburg, herinnerde eraan dat de versteviging van de banden tussen Turkije en de Unie ook afhangt van de voortzetting van de politieke en economische hervormingen waarmee deze staat is begonnen, met name met betrekking tot de aanpassing aan de in de Unie geldende normen en gebruiken inzake mensenrechten. De Raad voegde eraan toe dat het aanhalen van deze banden eveneens afhankelijk is van de eerbiediging van minderheden en hun bescherming.