Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 644/97 van de leden Claudio AZZOLINI , Guido PODESTÀ , Antonio TAJANI aan dee Raad. Raffaello-programma

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 644/97 van de leden Claudio AZZOLINI , Guido PODESTÀ , Antonio TAJANI aan dee Raad. Raffaello-programma

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0644/97 van Claudio Azzolini (UPE), Guido Podestà (UPE) en Antonio Tajani (UPE) aan de Raad (10 maart 1997)

Betreft: Raffaello-programma

Onder verwijzing naar artikel 128 van het Verdrag van Maastricht waarin gewicht wordt toegekend aan de sector cultuur en waarin wordt gesproken van stimulerende activiteiten op dit terrein;

onder verwijzing naar de verschillende vergaderingen waarop het Raffaello-programma is besproken, en in het bijzonder naar de laatst gehouden tripartite vergadering van Raad, Commissie en Europees Parlement van 21 januari 1997;

luidt de vraag aan de Raad:

wat de objectieve motieven zijn om de goedkeuring tegen te houden van een zo belangrijk programma, vooral omdat het voorstel voor een begroting van 86 miljoen ecu voor het Raffaello-programma dat het Europees Parlement heeft gedaan, niet is overgenomen, zoals evenmin het voorstel van de Commissie is overgenomen om het krediet te verminderen tot 57 miljoen ecu. De Raad ging slechts akkoord met 30 miljoen ecu.

Ook luidt de vraag wat de motieven zijn om een tweejarenprogramma voor te stellen met eventuele verlenging voor nog eens twee jaar in plaats van direct een vierjarenprogramma, in de wetenschap van het gevaar dat de in het kader van het Raffaello-programma gevoerde acties zouden kunnen worden onderbroken en dat daarmee het welslagen van het hele programma op het spel zou kunnen worden gezet.

Antwoord (14 juli 1997)

1. De procedure voor de aanneming van het door de Geachte Afgevaardigden genoemde programma is momenteel opgeschort omdat de Raad wacht op het akkoord van het Europees Parlement met de bijeenroeping van het Bemiddelingscomité conform artikel 189 B, lid 3, van het EG-Verdrag. Zonder dat akkoord kan er geen bemiddeling plaatsvinden en kan de procedure tot goedkeuring van het programma niet worden afgemaakt.

2. Volgens het door de Geachte Afgevaardigden genoemde Verdragsartikel 128 moet de Raad met eenparigheid van stemmen besluiten. Het resultaat dat de Raad heeft bereikt in zijn gemeenschappelijk standpunt inzake de financiering van het programma is dan ook het resultaat dat met eenparigheid van stemmen kon worden goedgekeurd.

3. Aangezien in de begroting van de Gemeenschap voor 1996 10 miljoen ecu zijn opgenomen voor soortgelijke activiteiten als Raphaël, heeft de Raad gemeend dat 1996 kan worden beschouwd als voorbereidingsjaar van het programma.

De Raad heeft dan ook gekozen voor een programmaduur van vier jaar met ingang van 1 januari 1997.

De Raad heeft geen tweejarig programma voorgesteld, maar wel een vierjarig programma met een clausule tot herziening na twee jaar op voorstel van de Commissie in het licht van de begrotingstoestand en de resultaten die in de eerste fase van het programma zijn behaald. De financiële toewijzing is door de Raad vastgesteld op 30 miljoen ecu voor vier jaar; evenwel is de Raad in zijn zitting van 11 juni 1996 overeengekomen akkoord te gaan met de opneming van een bedrag van 10 miljoen ecu in het kader van de begrotingsprocedure voor zowel 1997 als 1998. Dat betekend dat de Commissie krachtens de genoemde herzieningsclausule na twee jaar de voorstellen kan doen die zij op begrotingsgebied wenselijka acht, zonder dat het programma daardoor onderbroken wordt.