Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 891/97 van Pedro MARSET CAMPOS aan de Commissie. De toekomst van zelfstandige autoreparatiebedrijven in Spanje

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 891/97 van Pedro MARSET CAMPOS aan de Commissie. De toekomst van zelfstandige autoreparatiebedrijven in Spanje

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0891/97 van Pedro Marset Campos (GUE/NGL) aan de Commissie (12 maart 1997)

Betreft: De toekomst van zelfstandige autoreparatiebedrijven in Spanje

De vorig jaar door de Commissie vastgestelde verordening (EEG) nr. 1475/95 ((PB L 145 van 29.6.1995, blz. 25. )) over de auto-industrie bevat een regeling voor de vrije levering van technische informatie aan alle autoreparatiebedrijven in Europa en staat autofabrikanten toe om bij wijze van uitzondering bepaalde technische informatie betreffende het ontwerp van nieuwe auto's voor te behouden.

De toekomstige goedkeuring van het "eurodesign¨, dat fabrikanten die een nieuw product op de markt brengen gedurende een bepaalde periode het alleenrecht op technische informatie over het nieuwe product geeft, vormt een ernstige inbreuk op dit beginsel van vrije informatievoorziening.

Daar de gebruiksduur van een auto vrij kort is, worden de consumenten door het voorbehouden van het informatierecht gedwongen hun voertuig voor vrijwel de hele gebruiksduur te laten repareren bij de officiële dealer, wat neerkomt op de instandhouding van een monopolie, dat zelfs absoluut wordt als de duur van het "eurodesign¨ wordt vastgesteld op 10 jaar.

1. Is de Commissie gezien het bepaalde in de artikelen 85 en 86 van het EU-Verdrag niet van mening dat de inhoud en de gevolgen van het toekomstige "eurodesign¨ nog eens grondig onder de loep moeten worden genomen?

2. Hoe kunnen de lidstaten er volgens haar voor zorgen dat de in het Verdrag vastgelegde vrije mededinging en bescherming van de consument prevaleren bij de toepassing van het "eurodesign¨?

3. Vindt de Commissie dat het bestaan van een "eurodesign¨, waarbij informatie gedurende een langere periode wordt voorbehouden, verenigbaar is met de instandhouding van de kleine en middelgrote reparatiebedrijven en het behoud of scheppen van arbeidsplaatsen in de sector?

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie (14 mei 1997)

In de richtlijn van Raad en Parlement inzake de rechtsbescherming van modellen die door de Commissie wordt voorgesteld ((Doc. COM(96)66. )) en waarop het geachte Parlementslid doelt, dient naar het oordeel van de Commissie te worden gezorgd voor een passend evenwicht tussen een hoge mate van bescherming van de industriële en commerciële eigendom ten behoeve van de houders van de betrokken rechten en het waarborgen van de vrije mededinging in de interne markt. Dit standpunt is ook in overeenstemming met het beleid van de Commissie op het gebied van de werkgelegenheid, het midden- en kleinbedrijf en de bescherming van de consument. Met het oog op dat evenwicht heeft de Commissie in haar voorstel een reparatieclausule (artikel 14) opgenomen, krachtens welke de zichtbare delen van een samengesteld voortbrengsel zoals een auto door onafhankelijke bedrijven mogen worden gereproduceerd op voorwaarde dat aan de houder van het recht een billijke en redelijke vergoeding wordt betaald.

Nu heeft de Raad op 13 maart 1997 met algemene stemmen een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld dat niet langer deze reparatieclausule bevat, maar (volgens het standstill-beginsel) de lidstaten de mogelijkheid biedt tot handhaving of invoering van welke bepaling ook die verhindert dat door onafhankelijke bedrijven geproduceerde vervangingsonderdelen worden gebruikt voor de herstelling van een samengesteld voortbrengsel om daaraan het oorspronkelijke uiterlijk terug te geven.

De Commissie vindt dat haar voorstel zoals dit is gewijzigd naar aanleiding van de amendementen die het Parlement in eerste lezing heeft goedgekeurd, erop is gericht op evenwichtige wijze rekening te houden met de belangen van enerzijds de autofabrikanten, en anderzijds de makers van vervangingsonderdelen, de verzekeraars en de consumenten. Hoewel de Commissie verheugd is over de vooruitgang die met de ontwerprichtlijn als geheel wordt geboekt, betreurt zij het standpunt dat de Raad heeft ingenomen op het specifieke punt van de reparatieclausule. De tekst zal nu aan het Parlement worden toegezonden voor behandeling in tweede lezing.

Wat de concrete vragen van het geachte Parlementslid betreft, acht de Commissie het dus niet nodig de ontwerprichtlijn grondig te herzien, aangezien deze er om de genoemde redenen op is gericht het breedst mogelijke scala van belangen met elkaar te verzoenen. De Commissie zal er in dit verband alleen op aandringen dat de reparatieclausule weer in de tekst wordt opgenomen. Mocht dit uiteindelijk toch niet gebeuren, dan zullen de lidstaten via nationale wetgeving de regeling moeten vaststellen die zij op hun grondgebied passend achten. De periode gedurende welke het modellenrecht wordt beschermd, mag inderdaad niet van dien aard zijn dat het na afloop ervan voor onafhankelijke bedrijven geen enkele zin meer heeft het betrokken model te gebruiken. Juist om die reden had de Commissie het amendement van het Parlement overgenomen volgens hetwelk in tegenstelling tot haar oorspronkelijke voorstel geen enkele termijn in acht hoeft te worden genomen voordat onderdelen worden gereproduceerd, maar wel aan de houder van het recht een bepaalde vergoeding moet worden betaald.

Bij een inbreuk op de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag zal de Commissie uiteraard alle nodige maatregelen nemen.