SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1059/97 van Jesús CABEZÓN ALONSO aan de Commissie. Olijfolie en fraude
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1059/97 van Jesús CABEZÓN ALONSO aan de Commissie. Olijfolie en fraude
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1059/97 van Jesús Cabezón Alonso (PSE) aan de Commissie (19 maart 1997)
Betreft: Olijfolie en fraude
In welke landen van de Unie wordt volgens de Commissie de grootste fraude gepleegd bij de steun voor olijfolie?
Welke zijn de meest voorkomende soorten van fraude in deze sector die door de Commissie zijn geconstateerd?
Antwoord van mevrouw Gradin namens de Commissie (16 mei 1997)
Om het verschijnsel fraude en onregelmatigheden op het gebied van olijfolie in de lidstaten te kunnen evalueren houdt de Commissie rekening met twee belangrijke elementen.
In de eerste plaats sturen de lidstaten mededelingen toe overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 595/91 ((PB L 67 van 14.3.1991. )) betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald alsmede de organisatie van een informatiesyteem op dit gebied en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 283/72. Deze wettelijke verplichting geldt steeds bij onregelmatigheden die betrekking hebben op bedragen van meer dan 4.000 ecu en die door de controle-instanties in de lidstaten, zoals de olijfoliebureaus, zijn ontdekt.
Van 1973 tot september 1996 hebben de lidstaten aan de Commissie voor de olijfoliesector 1.796 gevallen medegedeeld die betrekking hebben op 294,5 miljoen ecu. De meeste fraudegevallen en onregelmatigheden zijn vastgesteld in Italië, met 1.067 gevallen die betrekking hebben op 268,6 miljoen ecu. Griekenland (458 gevallen), Spanje (99 gevallen) en Portugal (157 gevallen) vertegenwoordigen respectievelijk 6%, 1,6% en 1% van het totale bedrag. België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben ieder minder dan 10 gevallen medegedeeld waarbij het gaat om kleinere bedragen.
Deze gevallen hebben betrekking op de consumptiesteun (94% van de bedragen en 55% van het aantal gevallen), de productiesteun (2,2% van de bedragen en 42% van het aantal gevallen) alsmede op de restituties bij uitvoer (3,5% van de bedragen en 2,2% van het aantal gevallen). Met de opslagmaatregelen zijn geen belangrijke gevallen en bedragen gemoeid.
In de tweede plaats verricht de Commissie ook onderzoeken in samenwerking met de lidstaten ((In de laatste, door de Commissie voorgelegde jaarverslagen over fraudebestrijding zijn een aantal geselecteerde onderzoeken opgenomen; COM(94)94 def, COM(95)98 def en COM(96)173 def. )). De meest voorkomende fraudegevallen hebben betrekking op aanvragen om steun voor niet bestaande hoeveelheden olie of voor olie die met andere oliën dan olijfolie is gemengd.
Bovendien wenst de Commissie hieraan toe te voegen dat, wanneer bij het onderzoek van de doeltreffendheid van de nationale controlesystemen tekortkomingen worden vastgesteld, kan worden besloten tot financiële correcties in het kader van de goedkeuring van de rekeningen. Dergelijke tekortkomingen werden door de Commissie vastgesteld bij haar controle van de goedkeuring van de rekeningen voor 1993 zowel wat de productiesteun (gebrek aan basisvoorschriften - register en dossiers - en te soepele controleprocedures waardoor de kans op fraude zeer groot is) als de consumptiesteun (lakse controle) betreft.
Hieruit blijkt dat de financiële belangen van de Gemeenschap in deze sector beter moeten worden beschermd. De Commissie heeft hiertoe bij de Raad en het Europees Parlement reeds een memorandum ingediend waarin wordt gewezen op de urgente behoefte aan aanpassing van de gemeenschappelijke marktordening in de olijfoliesector ((COM(97)57 def. )).