Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1098/97 van Jesús CABEZÓN ALONSO aan de Commissie. Toekomstige bevoegdheden van het Hof van Justitie van de Europese Unie

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1098/97 van Jesús CABEZÓN ALONSO aan de Commissie. Toekomstige bevoegdheden van het Hof van Justitie van de Europese Unie

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1098/97 van Jesús Cabezón Alonso (PSE) aan de Commissie (21 maart 1997)

Betreft: Toekomstige bevoegdheden van het Hof van Justitie van de Europese Unie

De huidige redactie van artikel L van het EU-Verdrag staat niet toe dat het Hof van Justitie van de EU bevoegd is op het gebied van aangelegenheden die verband houden met het buitenlands beleid en het veiligheidsbeleid en het beleid op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.

Is de Commissie niet van mening dat de EU de bevoegdheden van het Hof van Justitie op het gebied van het toezien op en het eerbiedigen van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van de burgers van de Gemeenschap zou moeten versterken en zou moeten uitbreiden tot derde landen? Welke initiatieven worden genomen om deze noodzaak op te nemen in de conclusies van de IGC en in het nieuwe Verdrag?

Antwoord van de heer Santer namens de Commissie (30 mei 1997)

Wat de rechterlijke controle op de eerbiediging van de fundamentele rechten betreft, is de Commissie steeds van mening geweest dat niet in alle leemten in de bescherming van de grondrechten op de werkterreinen van de Europese Unie wordt voorzien wanneer de controle van het Hof van Justitie a priori tot de gemeenschap wordt beperkt.

Daarom heeft de Commissie er in het kader van de Intergouvernementele Conferentie op gewezen dat, enerzijds, in het verdrag een artikel moet worden opgenomen dat de Unie (of de Gemeenschappen) de bevoegdheid verleent om toe te treden tot de op het gebied van de bescherming van de fundamentele rechten bestaande instrumenten en dat, anderzijds, in ieder geval de wijziging van artikel L van het Verdrag betreffende de Europese Unie over de bevoegdheid van het Hof van Justitie op het gebied van de fundamentele rechten niet mag betekenen dat om het even welk werkterrein van de Unie zonder meer wordt uitgesloten.