Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1187/97 van Daniela RASCHHOFER aan de Commissie. Genetisch gemanipuleerde mais

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1187/97 van Daniela RASCHHOFER aan de Commissie. Genetisch gemanipuleerde mais

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1187/97 van Daniela Raschhofer (NI) aan de Commissie (21 maart 1997)

Betreft: Genetisch gemanipuleerde mais

Kan de Commissie mededelen:

1. wie de leden waren van de comités voor kwesties in verband met levensmiddelen, veevoeders en pesticiden, door wie en op grond van welke criteria zij werden benoemd en uit welke landen zij kwamen,

2. hoe de onschadelijkheid van gemanipuleerde mais werd vastgesteld en welke gevolgen op lange termijn en over welke waarnemingsperioden werden onderzocht voor a) mensen, b) dieren en c) het milieu,

3. of zij de wetenschappelijke comités termijnen heeft gegeven voor de opstelling van verslagen, zo ja, welke, zo nee, waarom zij de wetenschappelijke comités heeft opgedragen de onschadelijkheid van gemanipuleerde mais te bevestigen (verslag SCAN VI/1623/97, blz. 2),

4. of zij rekening hield met de talrijke waarschuwingen uit milieu-, landbouw- en wetenschappelijke kringen, of er in de comités minderheidsstandpunten van deskundigen waren en zij hiermee rekening hield en zo ja, hoe deze zijn gedocumenteerd,

5. op grond van welke bewijzen zij uitsluit dat mensen en dieren genen via de voedselketen kunnen opnemen en dat deze genen vervolgens kunnen muteren in voor mens en dier gevaarlijke bacteriën,

6. wat bekend is over het veroorzaken van allergieën door bacteriëngenen en over de onschadelijkheid ervan voor de gezondheid van mens en dier,

7. of kan worden uitgesloten dat genen door stuifmeel kunnen worden overgedragen op andere planten in de omgeving en aldus het natuurlijke evenwicht van het milieu in gevaar kunnen brengen,

8. in hoeverre bij onderzoekingen informatiemateriaal van pressiegroepen werd gebruikt, of deze groepen aan het onderzoek deelnamen en of zij enige invloed hadden op de resultaten van het onderzoek,

9. hoe zij zal reageren op de invoer van niet-gemerkte genetisch gemanipuleerde mais,

10. hoe zij zal reageren op het verbod van de invoer van gemanipuleerde mais in Oostenrijk en Luxemburg?

Antwoord van Mevrouw Bjerregaard namens de Commissie (15 mei 1997)

1. De namen van de leden van de wetenschappelijke comités die de maïsdossiers hebben bestudeerd, hun functie en hun nationaliteit zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad ((PB C 218 van 23.8.1995, gewijzigd op 26 februari 1996 (PB C 74 van 14.3.1997) voor het wetenschappelijk comité voor de menselijke voeding. )) ((PB C 173 van 25.6.1994, gewijzigd op 27 september 1995 (PB C 272 van 18.10.1995) voor het wetenschappelijk comité voor de diervoeding. )) ((PB C 113 van 4.5.1989 en PB C 279 van 7.11.1990 voor het wetenschappelijk comité voor bestrijdingsmiddelen. )). De leden van de wetenschappelijke comités op communautair niveau worden op voordracht van de lidstaten door de Commissie gekozen op basis van hun wetenschappelijke kennis en ervaring. Volgens de besluiten van de Commissie waarbij de wetenschappelijke comités voor menselijke voeding, diervoeding en bestrijdingsmiddelen zijn ingesteld kunnen deze comités in alle vrijheid hun adviezen opstellen.

3. Naar aanleiding van de discussies in de Milieuraad in juni 1996 en de na afloop daarvan door Oostenrijk verstrekte nadere informatie, heeft de Commissie besloten, overeenkomstig het voorzorgsbeginsel, de wetenschappelijke grondslag van de door haar voorgestelde maatregelen te laten toetsen alvorens enige beslissing te nemen over het in de handel brengen van de door Ciba Geigy (thans Novartis genaamd) aangemelde genetisch gemodificeerde maïs. Daartoe heeft de Commissie de wetenschappelijke comités voor menselijke voeding, diervoeding en bestrijdingsmiddelen gevraagd of er reden was om aan te nemen dat de genetische modificatie van de maïs nadelige effecten zou hebben op de volksgezondheid, de diergezondheid en het milieu. De wetenschappelijke comités konden daarvoor gebruik maken van alle beschikbare informatie (het volledige door de kennisgever ingediende dossier, het commentaar en de correspondentie van de bevoegde instanties en de door Oostenrijk en later door het Verenigd Koninkrijk verstrekte aanvullende informatie).

2, 4.-8. Zoals reeds door de Commissie werd verklaard tijdens het parlementaire debat van 7 april 1997, hebben de drie wetenschappelijke comités het Ciba-Geigy-dossier en alle beschikbare informatie grondig bestudeerd. Met name hebben zij de mogelijkheid onderzocht of allergene, toxische, uit voedingsoogpunt schadelijke of ecologische effecten door de in de maïs geïntroduceerde genen worden veroorzaakt. De adviezen van de drie wetenschappelijk comités, die op 9 en 13 december 1996 werden uitgebracht, werden unaniem vastgesteld; de conclusie was dat er geen reden was om aan te nemen dat de genetische modificatie van de maïs nadelige effecten zou hebben op de volksgezondheid, de diergezondheid en het milieu. Geen van de drie comités vond enige wetenschappelijke aanwijzing van lange-termijnrisico's voor de volksgezondheid, de diergezondheid en het milieu. De adviezen van de comités werden officieel bij het Parlement ingediend op 20 februari 1997.

9. De Commissie zal binnenkort een verordening vaststellen in het kader van Richtlijn 79/112/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame ((PB L 33 van 8.2.1979. )). Deze verordening zal voorzien in de toepassing op levensmiddelen die de door Ciba-Geigy aangemelde en op grond van Richtlijn 90/220/EEG ((PB L 43 van 14.2.1997. )) tot de handel toegelaten genetisch gemodificeerde maïs bevatten, van dezelfde etiketteringsvoorschriften als die waarin is voorzien bij de onlangs vastgestelde Verordening (EG) nr. 97/258 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten ((PB L 117 van 8.5.1990. )).

10. Op 14 februari 1997 is de Commissie er door Oostenrijk officieel van in kennis gesteld dat het gebruik en de verkoop van de maïs in kwestie tijdelijk verboden werd bij een besluit krachtens artikel 16 van Richtlijn 90/220/EEG inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu. In zijn kennisgeving heeft Oostenrijk gedetailleerde wetenschappelijke gegevens verstrekt om zijn maatregel te motiveren. De Commissie heeft deze gegevens doen toekomen aan de drie wetenschappelijke comités die deze zaak oorspronkelijk hadden behandeld, met het verzoek na te gaan of de door Oostenrijk verstrekte informatie kan worden aangemerkt als nieuwe wetenschappelijk bewijsmateriaal waarmee de comités bij de vaststelling van hun adviezen geen rekening hadden gehouden en of deze informatie aanleiding voor die comités kan zijn het betrokken product als een gezondheids- of milieurisico te beschouwen.

Op 17 maart 1997 heeft Luxemburg de Commissie eveneens in kennis gesteld van sooortgelijke maatregelen ten aanzien van de Ciba-Geigy-maïs.

Volgens de richtlijn kan, indien een Lid-Staat gegronde redenen heeft om te oordelen dat een produkt waarvoor op correcte wijze is voldaan aan de regels inzake kennisgeving en schriftelijke toestemming overeenkomstig de richtlijn, gevaar oplevert voor de menselijke gezondheid of het milieu, die Lid-Staat het gebruik en/of de verkoop van dat produkt op zijn grondgebied tijdelijk beperken of verbieden. In dergelijke gevallen wordt binnen drie maanden een besluit ter zake genomen, volgens de procedure van artikel 21.

Zoals bepaald in artikel 16 onderzoekt de Commissie elk geval afzonderlijk en legt zij in voorkomend geval een ontwerp van de te nemen maatregel voor aan het bij Richtlijn 90/220/EEG ingestelde comité.