Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1361/97 van Mark WATTS aan de Commissie. Autoverzekering in Italië voor niet-Italiaanse ingezetenen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1361/97 van Mark WATTS aan de Commissie. Autoverzekering in Italië voor niet-Italiaanse ingezetenen

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1361/97 van Mark Watts (PSE) aan de Commissie (21 april 1997)

Betreft: Autoverzekering in Italië voor niet-Italiaanse ingezetenen

Is de Commissie op de hoogte van gevallen waarin Britse staatsburgers die in Italië wonen en werken moeilijkheden ondervinden bij het verzekeren van hun auto omdat deze is geregistreerd in het Verenigd Koninkrijk, alsook van gevallen waarin Britse burgers weliswaar een verzekering voor hun auto kunnen afsluiten, maar op minder gunstige voorwaarden dan voor in Italië geregistreerde auto's van Italiaanse staatsburgers?

Welke stappen is de Commissie voornemens te ondernemen om ervoor te zorgen dat er niet wordt gediscrimineerd?

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie (24 juni 1997)

In het Gemeenschapsrecht inzake autoverzekeringen is bepaald dat de plaats van inschrijving van een voertuig bepaalt in welke lidstaat het risico gelegen is. Deze localisatie van het risico, op grond van de plaats van inschrijving, is een gevolg van het stelsel van de groene kaart ((Ingevoerd bij aanbeveling nr. 5 van 25 januari 1949 van de subcommissie voor het wegvervoer van het Comité voor Binnenlands Vervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties. )) dat aan de basis ligt van de regeling inzake de verplichte verzekering wettelijke aansprakelijkheid voor motorrijtuigen in de Gemeenschap en het controlesysteem van deze verzekeringsplicht. In Richtlijn 72/166/EEG ((PB L 103 van 2.5.1972 )) van de Raad is bepaald dat de lidstaat waar het voertuig ingeschreven staat, erop moet toezien dat het voertuig gedekt is door een verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer aanleiding kan geven. Deze verplichte verzekering dekt op basis van één enkele premie de schade die door het voertuig op het grondgebied van andere lidstaten wordt veroorzaakt, volgens de in die andere lidstaten vigerende wetgeving, of volgens de wetgeving van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven indien die dekking hoger is ((Richtlijn 90/232/EEG, PB L 129 van 19.5.1990 )).

In het Gemeenschapsrecht is eveneens bepaald dat verzekeraars van een lidstaat die verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekeringen van motorrijtuigen af willen sluiten, hiervoor een vergunning moeten hebben van de lidstaat van herkomst en lid moeten zijn van het nationale bureau van motorrijtuigenverzekeraars en het nationale garantiefonds voor motorrijtuigen van de lidstaat waar zij hun activiteiten uit willen oefenen. De aansluiting bij deze twee instellingen is vereist om de werking te garanderen van het groene-kaartsysteem en van het stelsel betreffende de verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen dat werd vastgelegd in de Richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG en 90/232/EEG. Het bureau staat in voor de afwikkeling en de vergoeding van verkeersongevallen die door een voertuig uit een lidstaat werden veroorzaakt in een andere lidstaat, terwijl het garantiefonds voor motorrijtuigen de schade vergoedt die door niet-verzekerde of niet-geïdentificeerde voertuigen werd veroorzaakt.

Krachtens het Gemeenschapsrecht heeft elke verzekeraar uit een lidstaat het recht in elke andere lidstaat de verzekeringsbranche wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen uit te oefenen, via bijkantoren, of via vrije verrichting van diensten. Wanneer een verzekeraar van een lidstaat de activiteiten van verplichte verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid in een andere lidstaat uit wil oefenen voor voertuigen die daar zijn ingeschreven, moet hij zich in de betreffende lidstaat aansluiten bij het nationaal bureau van motorrijtuigenverzekeraars en het garantiefonds van motorrijtuigen, en een bijdrage betalen. Indien hij zijn activiteiten door vrije verrichting van diensten uit wil oefenen, moet hij bovendien een vertegenwoordiger aanwijzen die in de betrokken lidstaat zijn woonplaats of vestiging heeft en daar belast is met de afwikkeling van schadegevallen die vallen onder de in de onderhavige lidstaat gesloten verzekeringsovereenkomsten ((Richtlijn 90/618/EEG (PB L 330 van 29.11.1990) zoals gewijzigd bij Richtlijn 92/49/EEG (PB L 228 van 11.8.1992). )).

In het geval waarop het geachte Parlementslid doelt wordt het betrokken voertuig voor de localisatie van het risico beschouwd als een Brits risico omdat het ingeschreven is in het Verenigd Koninkrijk. Bijgevolg zou de verplichte-aansprakelijkheidsverzekering moeten afgesloten zijn bij een verzekeringsonderneming die gerechtigd is om in het Verenigd Koninkrijk activiteiten uit te oefenen, volgens de in de tweede alinea uiteengezette vereisten, hetzij via een vestiging in het Verenigd Koninkrijk of via vrije dienstverrichting vanuit een andere lidstaat. De Britse Staat moet er zolang het voertuig in het Verenigd Koninkrijk ingeschreven staat op toezien dat deze verplichting wordt nageleefd. De Italiaanse verzekeraar kan geen geldige dekking verlenen voor een in het Verenigd Koninkrijk gelegen risico indien hij niet gerechtigd is om aldaar overeenkomstig de bovenstaande alinea's een verzekeringsactiviteit uit te oefenen. Zodra het voertuig in Italië is ingeschreven, zijn dan de Italiaanse autoriteiten bevoegd om erop toe te zien dat het gedekt is door een verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering die voldoet aan de voorwaarden van de Italiaanse wet.

Met betrekking tot het feit dat voor Britse onderdanen minder gunstige voorwaarden gelden dan voor Italiaanse onderdanen die een in Italië ingeschreven voertuig gebruiken, ware het wenselijk dat het geachte Parlementslid de betrokkenen verzocht om nadere inlichtingen aangaande deze ongelijke behandeling. Hierbij moet natuurlijk worden aangestipt dat de Verdragsregels die ongelijke behandeling op grond van nationaliteit verbieden en het recht van vrij verkeer vastleggen, in beginsel gelden ten aanzien van overheidsmaatregelen en niet van particuliere maatregelen. Het Hof van Justitie heeft slechts uitzonderingen op dit beginsel aanvaard indien het gaat om particuliere beperkingen die voortvloeien uit maatregelen van particuliere aard die de voorwaarden voor de beroepsuitoefening collectief regelen ((Arrest van 30.11.1995, zaak C-55/94, Gebhard; arrest van 15.12.1995, zaak C-415/93, Bosman. )). Het individuele optreden van verzekeringsondernemingen ten aanzien van hun cliënten valt evenwel niet onder deze uitzondering. De contractuele band tussen de verzekeraar en de verzekerde doet een privaatrechtelijke verhouding ontstaan die als regel onder het nationale recht valt en voor de nationale rechter moet worden gebracht.