Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1851/97 van Daniela RASCHHOFER aan de Commissie. Onregelmatigheden bij betalingen uit de Structuurfondsen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1851/97 van Daniela RASCHHOFER aan de Commissie. Onregelmatigheden bij betalingen uit de Structuurfondsen

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1851/97 van Daniela Raschhofer (NI) aan de Commissie (30 mei 1997)

Betreft: Onregelmatigheden bij betalingen uit de Structuurfondsen

De heer Terence Wynn heeft in april 1997 over de aan de Commissie te verlenen kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de EU voor het begrotingsjaar 1995 over onregelmatigheden in verband met de betalingen uit de Structuurfondsen gesproken.

Waarom wordt het in de begroting 1995 in het kader van het gedifferentieerde discontopercentage vastgestelde quotum voor ernstige fouten in verband met betalingen uit de Structuurfondsen duidelijk hoger geraamd dan het foutenquotum in de begroting als geheel?

Bij de Structuurfondsen werden in het begrotingsjaar 1995 vaak betalingen verricht zonder dat hiervoor een basis aanwezig was als de lidstaten aanzienlijk hogere uitgaven meldden dan de bedragen die voor het verkrijgen van de volgende voorschotbetalingen nodig waren.

Hoe verklaart de Commissie dit?

Kunnen deze bedragen weer teruggevorderd worden?

Zo ja, wanneer en onder welke voorwaarden?

Hoe en waar werden de bedragen in de tussentijd belegd?

Wat gebeurt er met de renteopbrengsten van ten onrechte uitbetaalde bedragen en niet-benutte voorschotten?

Welke gegevens bestaan er betreffende deze vragen voor het jaar 1996?

Welke maatregelen overweegt de Commissie om de hierboven genoemde onregelmatigheden voortaan te voorkomen? Wat zijn de kosten van deze maatregelen?

Antwoord van mevrouw Wulf-Mathies namens de Commissie (16 juli 1997)

De Commissie is het ermee eens dat bij het beheer van de middelen uit de Structuurfondsen in de lidstaten te veel onregelmatigheden plaatsvinden. Alle ontdekte fouten worden echter gecorrigeerd. Bovendien is het, zoals de Commissie in haar antwoorden op de rapporten van de Rekenkamer heeft verduidelijkt, in de overgrote meerderheid van de gevallen zo dat de door de Commissie aan de lidstaten betaalde voorschotten niettemin correct zijn en niet aangepast hoeven te worden. Dit komt doordat het in de betalingsaanvragen van de lidstaten gewoonlijk gaat om bedragen die zelfs na aftrek van de uitgaven die eventueel als gevolg van onregelmatigheden niet in aanmerking komen, nog groot genoeg zijn om de betrokken voorschotbetaling te rechtvaardigen. Resteert er na aftrek van de bekende niet-subsidiabele uitgaven een nettobedrag dat geen aanleiding tot betaling van het gevraagde voorschot kan geven, dan wordt de lidstaat verzocht een nieuwe aanvraag in te dienen op basis van de subsidiabele uitgaven. Terugvordering is dus niet onmiddellijk aan de orde. Blijkt echter bij de afsluiting van de programma's dat de communautaire bijdragen hoger zijn dan de bedragen die gezien de door de lidstaat gedeclareerde definitieve uitgaven gerechtvaardigd zijn, dan gaat de Commissie over tot de nodige terugvorderingen.

Een van de belangrijkste doelstellingen van fase III van het SEM 2000-initiatief is het probleem van de fouten en onregelmatigheden bij het beheer van de middelen uit de Structuurfondsen aan te pakken. In dit verband heeft de Commissie op 23 april 1997 beschikkingen ((PB L 146 van 5.6.1997. )) gegeven om de voorschriften inzake de subsidiabiliteit van de uitgaven te verduidelijken. De Commissie is ook voornemens om in de nabije toekomst een verordening met minimumnormen inzake de financiële controle door de lidstaten op de door de Structuurfondsen medegefinancierde acties vast te stellen en daarbij tevens interne richtsnoeren uit te vaardigen met betrekking tot de omstandigheden waarin het in geval van een onregelmatigheid voor de Commissie dienstig zou zijn haar bijdrage uit de Fondsen voor een bepaald programma te verlagen.