Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2251/97 van Leonie van BLADEL aan dee Raad. Het verzoek van twee Nederlandse burgers aan de Nederlandse justitie om over te gaan tot vervolging wegens schending van de mensenrechten

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2251/97 van Leonie van BLADEL aan dee Raad. Het verzoek van twee Nederlandse burgers aan de Nederlandse justitie om over te gaan tot vervolging wegens schending van de mensenrechten

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2251/97 van Leonie van Bladel (UPE) aan de Raad (18 juli 1997)

Betreft: Het verzoek van twee Nederlandse burgers aan de Nederlandse justitie om over te gaan tot vervolging wegens schending van de mensenrechten

1. De Amsterdamse officier van justitie mr. C.J.M. Goes schrijft op 13 mei 1997 aan twee nabestaanden van de slachtoffers, Rob Wijngaarde en Romeo Hoost respectievelijk een broer en een neef van twee van de vijftien slachtoffers: "Op 4 april 1997 berichtte het Ministerie van Justitie mij met verwijzing naar de antwoorden op de kamervragen van 30 mei 1996 (die ik bij u bekend veronderstel) dat aangenomen moet worden dat de heeer Bouterse reeds voor 1982 de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. Heden werd mij duidelijk dat het ministerie geen verdere actie zal ondernemen, opmdat zij geen aanleiding heeft te veronderstellen, dat nadere gegevens tot een andersluidende conclusie zullen leiden¨. Realiseert de Nederlandse voorzitter zich dat het in dezen om een ernstige schending van de mensenrechten gaat en dat tot het uiterste dient te worden onderzocht welke nationaliteit de heer Bouterse had ten tijde van de door hem, c.q. in zijn opdracht gepleegde vijftienvoudige moord?

2. Op de kamervragen van 30 mei 1996 antwoordde de minister slechts dat het aannemelijk is dat Boutserse de Surinaamse nationaliteit bezat ten tijde van de in zijn opdracht c.q. door hem gepleegde moorden. Heeft de Nederlandse minister inmiddels meer duidelijkheid over de nationaliteit van Bouterse ten tijde van de door hem gepleegde mjisdrijven tegen de menselijkheid, c.q. schending van de mensenrechten? Realiseert de voorzitter van de Raad zich dat, indien er geen aanvullende duidelijkheid is verkregen, c.q. indien de voorzitter van de Raad zich uitsluitend beroept op aannemelijkheid, dit onzorgvuldige handelen van de voorzitter het vertrouwen van de Euoropese burger in de rechtsorde en de rechtsstaat ernstig ondermijnt?

3. De huidige voorzitter van de Raad van ministers van Justitie meldde tevens in antwoord op de kamervragen van 30 april 1996 dat de Surinaamse consul-generaal is verzocht om opheldering te geven over de nationaliteit van Bouterse ten tijde van de door hem gepleegde schendingen van de mensenrechten, c.q. misdrijven tegen de menselijkheid op 8 en 9 december 1982. Heeft de Nederlandse voorzitter van de Raad van ministers van Justitie inmiddels een antwoord van de Surinaamse consul-generaal ontvangen en zo ja welke nationaliteit had Bouterse dan volgens de Surinaamse consul-generaal en met welke bewijzen is dit ondersteund? Indien de Surinaamse consul-generaal tot op heden niet heeft geantwoord, waarom wordt de obstructie van de Surinaamse consul-generaal dan door de Nederlandse voorzitter van de Raad van ministers van Justitie geaccepteerd, c.q. waarom wordt geen gedegen nader onderzoek gepleegd?

Gecombineerd antwoord op schriftelijke vragen E-2251/97, E-2319/97 en E-2320/97 (7 november 1997)

De door het geachte Parlementslid aan de orde gestelde aangelegenheden vallen niet onder de bevoegheid van de Raad.