Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2526/97 van Panayotis LAMBRIAS aan de Commissie. Analfabetisme in Marokko

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2526/97 van Panayotis LAMBRIAS aan de Commissie. Analfabetisme in Marokko

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2526/97 van Panayotis Lambrias (PPE) aan de Commissie (24 juli 1997)

Betreft: Analfabetisme in Marokko

Het percentage analfabeten in Marokko stijgt naar een verontrustend niveau, vooral onder de vrouwelijke bevolking van het land. Kan de Commissie mededelen wat voor maatregelen zij, in het kader van de MEDA-overeenkomsten, in de nabije toekomst van plan is te nemen om bij te dragen aan een geleidelijke vermindering van dit verontrustende fenomeen; heeft zij de regering van Marokko gewezen op de noodzaak van directe en drastische maatregelen waarbij verplicht onderwijs wordt ingesteld en de ongunstige behandeling van vrouwen wordt afgeschaft, als voorwaarde voor de samenwerking met en financiële steun van de Unie aan Marokko?

Antwoord van de heer Marín namens de Commissie (11 september 1997)

Aan de behoeften in het basisonderwijs in Marokko wordt onvoldoende voldaan, ongeveer zoals in bepaalde van de minst ontwikkelde landen het geval is. De helft van de bevolking is ongeletterd. Dit geldt vooral voor de vrouwen en voor het platteland ((90 % van de vrouwen op het platteland is analfabeet (1994). Het netto schoolbezoek van meisjes buiten de steden lag in 1994 op 34 % (tegen 85 % voor jongens in de steden). )), hetgeen voor een duurzame groei in Marokko een belangrijke hindernis vormt. Een feit is wel dat er in Marokko leerplicht bestaat en dat het deel van de begroting dat voor onderwijs bestemd is, voldoende is ((Over de laatste tien jaar gemiddeld ongeveer 25 % (hoger onderwijs uitgezonderd), hetgeen ruimschoots binnen het gemiddelde ligt van de qua inkomen met Marokko vergelijkbare landen. )).

Doch vanwege het gebrek aan middelen dat voor het basisonderwijs is bestemd, vanwege het interne gebrek aan doeltreffendheid van het systeem (teveel personeel dat slecht wordt beheerd en slecht wordt opgeleid, verwaarloosde vormen van infrastructuur, een onbruikbaar opvoedkundig stelsel) alsmede het feit dat men buiten de steden zeer versnipperd woont, is het voor de meest benadeelden onder de bevolking moeilijk om toegang tot het onderwijs te krijgen. Bovendien zijn de kosten van het schoolgaan ((Tezamen met zwakke infrastructuur (water, wegen en landwegen buiten de steden, gezondheid) op het afgelegen platteland. )) voor de allerarmste gezinnen hoog (vooral voor de ouders van meisjes op het platteland), hetgeen op de vraag naar onderwijs van invloed is. Het vraagstuk is dus ingewikkeld.

De Marokkaanse overheid is zich op het hoogste niveau bewust van de ernst van de toestand. Door de koning is in 1996 een nationale commissie aangewezen om zich in algemene zin te beraden over de noodzakelijke hervormingen van het onderwijs in zijn geheel. De eerste concrete uitkomsten daarvan zouden in oktober 1997 ter beschikking moeten komen.

Het Nationale Indicatieve Programma (NIP) 1996-1998 voor Marokko legt een totaalbedrag van 50 miljoen ecu vast voor het basisonderwijs in Marokko ((Ofwel 11 % van het NIP-bedrag dat voor Marokko is bestemd (1996-1998). )). Een eerste deel daarvan is bestemd voor de financiering van een programma tot investering voor de bouw en het herstel van scholen op het platteland. Dit deel is thans nog in studie. De Commissie zou, in nauwe samenwerking met de Wereldbank, in een tweede fase steun kunnen verlenen aan een onmisbaar doch gevoelig liggend programma van hervormingen.