SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2832/97 van Nuala AHERN aan de Commissie. Overeenkomst tussen de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), aangenomen door de algemene vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie op 28 mei 1959
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2832/97 van Nuala AHERN aan de Commissie. Overeenkomst tussen de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), aangenomen door de algemene vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie op 28 mei 1959
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2832/97 van Nuala Ahern (V) aan de Commissie (1 september 1997)
Betreft: Overeenkomst tussen de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), aangenomen door de algemene vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie op 28 mei 1959
Onderhoudt de EU bijzondere betrekkingen met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), of speelt zij hierbij een rol buiten de lidstaten om, en draagt de EU bij aan de financiering van deze organisaties?
Is de Commissie op de hoogte van de op 28 mei 1959 door de algemene vergadering van de WHO aangenomen overeenkomst tussen de WHO en de IAEA, die de activiteiten van de WHO op het gebied van projecten die verband houden met nucleaire aangelegenheden beperkt? In artikel 3 van deze overeenkomst wordt bepaald dat, wanneer een van de organisaties programma's of activiteiten wil opstarten die de belangen van de andere organisatie in aanzienlijke mate raken of zouden kunnen raken, zij de ander eerst raadpleegt om de zaak op basis van onderlinge overeenstemming te regelen.
Het is ongetwijfeld in het belang van de volksgezondheid in de wereld en in de EU dat de WHO de vrijheid heeft om onderzoeken in te stellen op alle mogelijke gebieden en op elke door haar gewenste wijze, in het bijzonder op nucleair gebied (ten aanzien waarvan de Commissie een specifieke verantwoordelijkheid draagt voor de burgers van de EU), zonder dat ze hierover verantwoording hoeft af te leggen aan een organisatie die tot doel heeft nucleaire energie te bevorderen, aangezien de gezondheid van de burgers de eerste prioriteit moet zijn. Is de Commissie bereid hetzij rechtstreeks, hetzij via de lidstaten steun te verlenen of zich in te zetten voor de herroeping of een passende herziening van voornoemde overeenkomst?
Antwoord van de heer Sir Leon Brittan namens de Commissie (15 oktober 1997)
Wat de betrekkingen betreft tussen de Gemeenschap en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), speelt de Gemeenschap een belangrijke rol in de sectoren bescherming, onderzoek en veiligheid. De Gemeenschap is bijvoorbeeld partij bij drie overeenkomsten tussen de IAEA en de lidstaten (INFCIRC 193, 263, 290) en heeft in 1975 een kaderovereenkomst voor samenwerking met de IAEA ondertekend. De Gemeenschap werkt mee en levert van tijd tot tijd een bijdrage aan de cofinanciering van bepaalde IAEA-activiteiten, in het bijzonder op het gebied van de nucleaire en radiologische veiligheid. Wat de betrekkingen met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) betreft neemt de Gemeenschap niet deel aan de financiering van de activiteiten van deze organisatie. Het komt evenwel voor dat de WHO optreedt als toeleverancier bij door de Commissie gestarte projecten, met name in het kader van humanitaire missies.
De tussen de WHO en de IAEA gesloten overeenkomst van 1995 is gepubliceerd (INFCIRC 20). De Commissie wijst er met klem op dat het niet haar taak is te interveniëren in de betrekkingen tussen twee internationale organisaties.
In de overeenkomst wordt evenwel duidelijk verklaard dat de twee organisaties nauw zullen samenwerken en elkaar regelmatig raadplegen voor zaken van wederzijds belang, en dat hierbij geen afbreuk mag worden gedaan aan het recht van de Wereldgezondheidsorganisatie om zich bezig te houden met het stimuleren, ontwikkelen, steunen en coördineren van activiteiten voor het welzijn van de wereld. De overeenkomst tracht derhalve slechts, zoals duidelijk uit de tekst blijkt, dubbel werk te vermijden en de samenwerking te verzekeren waar het gaat om zaken van wederzijds belang. Een voorbeeld van deze samenwerking zijn de "elementaire veiligheidsnormen¨, die gezamenlijk door de IAEA en de WHO worden gepropageerd - in samenwerking met de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), de Panamerikaanse gezondheidsorganisatie (PAGO) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling - Agentschap voor Kernenergie (OESO/NEA).