Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2928/97 van Elly PLOOIJ-VAN GORSEL aan de Commissie. Discriminerende bepaling in Belgische postwetgeving

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2928/97 van Elly PLOOIJ-VAN GORSEL aan de Commissie. Discriminerende bepaling in Belgische postwetgeving

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2928/97 van Elly Plooij-van Gorsel (ELDR) aan de Commissie (17 september 1997)

Betreft: Discriminerende bepaling in Belgische postwetgeving

De Belgische wetgeving voorziet erin dat stortingsbiljetten, opgemaakt ten voordele van Belgische rechthebbenden door vreemdelingen zonder permanent adres in België of Luxemburg, niet op postkantoren mogen worden aangenomen, enkele uitzonderingen daargelaten. Dit heeft tot gevolg dat een storting ten gunste van een Belgische rekeninghouder door een in Nederland wonende Nederlandse burger, op een Belgisch postkantoor niet mogelijk is.

1. Is de Commissie van mening dat hier sprake is van discriminatie op grond van nationaliteit?

2. Is de Commissie van mening dat deze Belgische regelgeving belemmerend werkt en in strijd is met de Europese regelgeving betreffende de interne markt?

3. Zo ja, wat is de Commissie van plan hieraan te doen?

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie (19 november 1997)

De Commissie heeft contact opgenomen met de Belgische Posterijen. Deze hebben haar bevestigd dat, volgens interne instructies, stortingsbiljetten, opgemaakt ten voordele van Belgische rechthebbenden door vreemdelingen zonder permanent adres in België of het Groothertogdom Luxemburg, niet mogen worden aangenomen, enkele specifieke uitzonderingen daargelaten. Hiermee bevestigen zij hetgeen het geachte Parlementslid in haar vraag aan de orde stelt.

Een bepaling die voor postgirobanken de mogelijkheid beperkt om stortingsbiljetten van niet-verblijfshouders aan te nemen, vormt - volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie ((Zaak C-175/88, Klaus Biehl tegen Administration des contributions du Grand-Duché de Luxembourg, Jurisprudentie 1990, blz. I-1779. )) - een beperking op het vrij verrichten van diensten wanneer hierdoor vooral diensten voor niet-Belgen worden getroffen.

Een dergelijke beperking is niet per se strijdig met het Gemeenschapsrecht, voor zover zij kan worden gerechtvaardigd vanuit het oogpunt van het algemeen belang. Het Hof van Justitie toont zich evenwel restrictief bij de beoordeling van dit soort rechtvaardigingsgronden.

De Commissie zal de door het geachte Parlementslid aan de orde gestelde kwestie nader onderzoeken. Mocht de Commissie na haar onderzoek tot slotsom komen dat de desbetreffende beperking niet kan worden gerechtvaardigd, zal zij de betrokken lidstaat hierop aanspreken.