Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3112/97 van Roberta ANGELILLI aan de Commissie. Italiaans immigratiebeleid inzake burgers van derde landen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3112/97 van Roberta ANGELILLI aan de Commissie. Italiaans immigratiebeleid inzake burgers van derde landen

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3112/97 van Roberta Angelilli (NI) aan de Commissie (13 oktober 1997)

Betreft: Italiaans immigratiebeleid inzake burgers van derde landen

De Albanese crisis, de recente eclatante episoden van geweld waarbij burgers van derde landen waren betrokken en de onophoudelijke ontscheping van talloze clandestiene immigranten aan de kusten van Zuid-Italië maken duidelijk in welke grote moeilijkheden de Italiaanse regering zich bevindt om het hoofd te bieden aan de enorme stromen van clandestiene immigratie. Dikwijls is Italië een waar rangeerterrein voor clandestiene vluchtelingen naar andere Europese en derde landen. De situatie wordt nog verergerd door het feit dat een groot deel van deze vluchtelingenstromen momenteel winstgevend schijnt te worden beheerd door de georganiseerde misdaad.

Kan de Commissie derhalve mededelen:

1. of zij niet vindt dat de Italiaanse wetgeving te tolerant is ten opzichte van de clandestiene immigratie en of dit geen probleem van communautaire draagwijdte is met het oog op de totstandbrenging in Europa van de ruimte zonder grenzen,

2. of zij, ongeacht de noodzaak van naleving van de internationale verdragen inzake asielrecht en de onaantastbare solidariteit jegens de behoeftigen, het toch niet noodzakelijk acht dat de controles aan de Italiaanse grenzen worden verscherpt en de Italiaanse immigratiewetgeving onverwijld wordt herzien,

3. of Italië met haar actie ter beperking van de migrantenstromen op één lijn staat met de andere Europese landen,

4. of het geen tijd is om op Europees niveau serieus te overleggen over het ontwikkelingsmodel dat de oorzaak is van deze enorme migrantenstromen en over de mogelijkheid radicaal vernieuwende beleidsmaatregelen te treffen die dit verschijnsel kunnen beperken?

Antwoord van mevrouw Gradin namens de Commissie (21 november 1997)

De Commissie deelt de bezorgdheid van het geachte Parlementslid over de problemen waaraan de nationale autoriteiten het hoofd moeten bieden ten gevolge van de toestroom van onderdanen van derde landen in onregelmatige omstandigheden, vooral indien hierbij netwerken voor mensenhandel zijn betrokken, zoals steeds vaker het geval is. Kwesties met betrekking tot immigratie worden trouwens in het kader van het Verdrag betreffende de Europese Unie beschouwd als een "aangelegenheid van gemeenschappelijk belang¨.

1. De Commissie is op de hoogte van de ontwikkeling van de wetgeving van de lidstaten en met name van de beraadslagingen in het Italiaans Parlement over een wetsvoorstel van de regering. De Commissie is evenwel niet bevoegd om te oordelen over de Italiaanse wetgeving. Op dit gebied zijn er momenteel trouwens geen juridisch bindende normen waaraan de lidstaten zich moeten houden.

2. De invoering van een ruimte zonder binnengrenzen dient gepaard te gaan met de tenuitvoerlegging van een harmonisering van de controles, vooral aan de buitengrenzen. Deze controles aan de buitengrenzen zullen mede moeten worden uitgevoerd ten behoeve van de andere lidstaten die deel uitmaken van de ruimte zonder grenzen.

Om de beoogde opheffing van de controles op personen aan de binnengrenzen te bereiken heeft de Commissie in 1993 een ontwerp-overeenkomst betreffende de controle op personen bij overschrijding van de buitengrenzen van de Unie voorgelegd. Dit ontwerp is nooit door de Raad goedgekeurd, wat de Commissie alleen maar betreuren kan.

Toch is een dergelijke harmonisering van de controles aan de buitengrenzen goedgekeurd en ten uitvoer gelegd in het kader van de Schengen-overeenkomst. Sinds 26 oktober 1997 maakt Italië deel uit van de ruimte zonder grenzen van Schengen en past het alle Schengen-regelingen toe, met inbegrip van de geharmoniseerde controle aan de buitengrenzen.

Er dient op te worden gewezen dat een protocol bij het Verdrag van Amsterdam de opneming van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie beoogt.

3. Opgemerkt dient te worden dat er, ondanks het gebrek aan een wetgeving met betrekking tot immigratie, binnen de Unie een actieve samenwerking bestaat inzake de bestrijding van clandestiene immigratie en mensenhandel. Voorts wisselen de lidstaten informatie uit, werken de overheidsdiensten samen, en kunnen dankzij door de Commissie ingestelde en uit de gemeenschapsbegroting gefinancierde programma's de kwalificaties en de efficiëntie worden verhoogd van de nationale ambtenaren die deze kwesties behandelen.

4. Op 30 juli 1997 heeft de Commissie een ontwerp voor een overeenkomst betreffende de regels voor de toelating van onderdanen van derde landen tot de Lidstaten ((doc. COM(97) 387 def. )) goedgekeurd. Deze tekst wordt momenteel onderzocht door de Raad en hij is ter informatie aan het Parlement toegezonden. De Commissie is niet van mening dat betreffende de immigratiekwestie een uitsluitend restrictieve houding moet worden aangenomen. Het volledig stopzetten van de immigratie gaat in tegen de doelstellingen van de Unie en is op praktisch vlak onuitvoerbaar. Enerzijds moet derhalve een goed beheer van de migratiestromen worden gewaarborgd, met name door de bekendmaking van duidelijke regels inzake toelating die voor alle lidstaten dezelfde zijn. Anderzijds dient door samenwerking op grond van communautaire instrumenten een beter beheer van de grenzen van de Unie mogelijk te worden.