Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3215/97 van Mark WATTS aan de Commissie. Aankoop van onroerend goed in een andere lidstaat

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3215/97 van Mark WATTS aan de Commissie. Aankoop van onroerend goed in een andere lidstaat

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3215/97 van Mark Watts (PSE) aan de Commissie (16 oktober 1997)

Betreft: Aankoop van onroerend goed in een andere lidstaat

Wat zijn de regels voor de aankoop van onroerend goed in een andere lidstaat van de Europese Unie dan de eigen lidstaat? Gelden voor burgers die geen onderdaan van de lidstaat in kwestie zijn, dezelfde voorwaarden als voor de ingezetenen?

Gecombineerd Antwoord van de heer Monti namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-3215/97 en E-3216/97 (18 november 1997)

De vragen van het geachte Parlementslid hebben betrekking op de aankoop van onroerend goed in een lidstaat door onderdanen van een andere lidstaat, zonder verwijzing naar een specifiek land. De Commissie moge verwijzen naar eerdere parlementaire vragen betreffende de aankoop van onroerend goed in specifieke lidstaten. ((Zie bijvoorbeeld de schriftelijke vragen nr E-1032/96 van de heer Böge, PB C 297 van 08.10.1996en nr 2491/95 van de heer Sakellariou, PB C 66 van 04.03.1996. ))

Algemeen gesproken omvatten de beginselen van de gelijke behandeling van burgers en van het verbod op discriminatie op grond van nationaliteit (artikel 6 van het EG-Verdrag) binnen het toepassingsgebied van de communautaire wetgeving ook de aankoop van onroerend goed door onderdanen van andere lidstaten.

De beperkingen op de aankoop en het gebruik door een onderdaan van een lidstaat van in een andere lidstaat gelegen grond of gebouwen zijn afgeschaft met het oog op de totstandbrenging van de vrijheid van werknemersverkeer, vestiging, diensten en kapitaal. ((Arrest van het Hof van Justitie van 30.05.1989, Commissie tegen Griekenland, zaak 305/87, Jurisprudentie van het Hof van Justitie (1989), blz 1461; Arrest van het Hof van Justitie van 14.01.1988, Commissie tegen Italië, zaak 63/86, Jurisprudentie van het Hof van Justitie (1988), blz 29; Arrest van het Hof van Justitie van 06.11.1984, Fearon tegen Irish Land Commission, zaak 182/83, Jurisprudentie van het Hof van Justitie (1984), blz 3677. )) De toegang tot het bezit en het gebruik van onroerend goed vormt een logisch gevolg van die rechten en van het in artikel 8A van het EG-Verdrag vastgestelde recht om in een andere lidstaat te verblijven.

Terwijl het EG-Verdrag geenszins afbreuk doet aan de regels inzake eigendomsrecht in de lidstaten (artikel 222), blijven die regels onderworpen aan het fundamentele beginsel van non-discriminatie op grond van de artikelen 6, 48, 52 en 59 en van de maatregelen voor de tenuitvoerlegging van sommige van die artikelen alsmede het in artikel 73B vastgelegde verbod, behoudens de gebruikelijke uitzonderingen, op alle beperkingen van het kapitaalverkeer tussen de lidstaten (wat ook de aankoop van onroerend goed omvat).

Wat de aankoop van een tweede woningen betreft, bevat de Slotakte inzake toetreding van 1994 de volgende gemeenschappelijke verklaring: "Niet in het "acquis communautaire¨ belet individuele lidstaten nationale, regionale of lokale maatregelen betreffende tweede woningen te nemen, mits deze maatregelen noodzakelijk zijn uit een oogpunt van ruimtelijke ordening en milieubescherming, en zonder rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie tussen de onderdanen van de lidstaten van toepassing zijn overeenkomstig het "acquis¨. Verschillende lidstaten (Denemarken, Oostenrijk, Finland en Zweden) hebben een specifieke wetgeving betreffende tweede woningen. ((Protocol nr 1 betreffende de verwerving van onroerende goederen in Denemarken; artikelen 70, 87 en 114 van de Toetredingsakte van 1994. ))

De Commissie controleert de algemene toepassing van de nationale wetgeving inzake de aankoop van onroerend goed, teneinde na te gaan of ze niet strijdig is met bovengenoemd beginsel.