SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3708/97 van Ulf HOLM aan dee Raad. VN-klimaatconferentie in Kyoto
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3708/97 van Ulf HOLM aan dee Raad. VN-klimaatconferentie in Kyoto
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3708/97 van Ulf Holm (V) aan de Raad (19 november 1997)
Betreft: VN-klimaatconferentie in Kyoto
Voor de grote klimaatconferentie van de VN in Kyoto in december spreekt de EU nu met één stem bij de werkzaamheden die tot een overeenkomst moeten leiden. Veel landen, niet alleen in de EU maar ook landen daarbuiten, zoals bijvoorbeeld Australië, achten dit problematisch omdat dit inhoudt dat de EU-landen nu als rechtspersoon onderhandelen.
Wie is er binnen de EU eigenlijk bevoegd voor wat de EU denkt: de Commissie, de lidstaten of iets daartussenin?
Is de Raad van oordeel dat het huidige Verdrag toereikend is om de EU als rechtspersoon te kunnen aanmerken? Zal het nieuwe Verdrag van Amsterdam op dat punt meer duidelijkheid verschaffen?
Antwoord (19 januari 1998)
De Raad herinnert het Geachte Parlementslid eraan dat de materie van een eventueel protocol van Kyoto deels tot de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap en deels tot die van de lidstaten behoort.
Het is het Geachte Parlementslid wellicht bekend dat zowel de Gemeenschap als haar lidstaten partij zijn bij het raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering. De verwijzing naar de Europese Unie in het onderhandelingsproces voor het protocol van Kyoto getuigt van de noodzaak van nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de communautaire instellingen welke voortvloeit uit het vereiste van eenheid in de internationale vertegenwoordiging van de Gemeenschap (zie bijvoorbeeld Advies 1/94 van het Hof van Justitie van 15.11.1994, Jurispr. 1994, blz. I-5267, punt 108).
Het standpunt van de Europese Gemeenschap in de onderhandelingen van Kyoto wordt vastgesteld door de Raad overeenkomstig artikel 228, lid 1, van het EG-Verdrag.