Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3829/97 van Wilfried TELKÄMPER aan de Commissie. Tenuitvoerlegging van de habitat-richtlijn op het terrein van de luchthaven Söllingen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3829/97 van Wilfried TELKÄMPER aan de Commissie. Tenuitvoerlegging van de habitat-richtlijn op het terrein van de luchthaven Söllingen

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3829/97 van Wilfried Telkämper (V) aan de Commissie (28 november 1997)

Betreft: Tenuitvoerlegging van de habitat-richtlijn op het terrein van de luchthaven Söllingen

1. Welke maatregelen moeten de autoriteiten van de deelstaten in de BRD ten aanzien van de habitat-richtlijn nemen zolang deze nog niet in nationaal recht is omgezet, maar de beschermingsvoorwaarden van deze richtlijn, zoals bijvoorbeeld "prioritaire soorten biotopen¨, op enkele honderden hectares van toepasssing zijn? Welke zijn de voorwaarden waaronder de autoriteiten van de deelstaten mogen afzien van de geschetste maatregelen en wie beslist of deze maatregelen moeten worden genomen of achterwege kunnen blijven?

2. Hoe moet worden gehandeld als bond, deelstaat of gemeenten in gebieden die in aanmerking komen voor bescherming van de habitat concurrerende plannen hebben en welke juridische consequenties ten aanzien van de habitat-bescherming doen zich voor wanneer de verantwoordelijke voor de planning de geschetste procedure niet naleeft en

a) de habitats nog aanwezig zijn, maar blootstaan aan teveel planning,

b) de habitats worden vernietigd?

Antwoord van mevrouw Bjerregaard namens de Commissie (20 januari 1998)

De Commissie weet dat het terrein van de luchthaven Söllingen in het parlement (Landtag) van Baden-Württemberg besproken werd en dat de verantwoordelijke autoriteiten mededeelden dat er in die Duitse deelstaat geen andere gebieden voorkomen die even belangrijk zijn voor het behoud van habitats voor sedo-scleranthetea. Deze zaak is thans in onderzoek bij de Commissie naar aanleiding van een klacht.

Zoals de zaken nu staan, ziet het ernaar uit dat het terrein in kwestie zo belangrijk is dat de Duitse autoriteiten het wellicht zullen opnemen in de nationale lijst van gebieden die zij moeten voorstellen krachtens artikel 4, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna ((PB L 206 van 22.7.1992. )). Voor Duitsland is echter nog geen volledige nationale lijst voorgesteld (de volledige lijst moest ingediend zijn in juni 1995, de Commissie heeft dan ook een algemene inbreukprocedure geopend); het terrein staat evenmin op de deellijst die Duitsland al heeft ingediend. De definitieve opname ervan in de nationale lijst of in de latere lijst van de gebieden van communautair belang is daarom niet zeker.

Derhalve is het voor de Commissie moeilijk het geachte Parlementslid veel te zeggen over de implicaties van Richtlijn 92/43/EEG voor het gebied in kwestie, vooral door het gebrek aan jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie. Misschien kunnen de volgende opmerkingen nuttig zijn.

De maatregelen voor beschermingszones van Richtlijn 92/43/EEG, als genoemd in artikel 6, zijn in het algemeen alleen van toepassing vanaf het tijdstip dat een zone op de lijst van gebieden van communautair belang staat, wat hier niet het geval is. Bij wijze van uitzondering kan de Commissie zich beroepen op artikel 5 van de richtlijn; in dat geval geldt artikel 6, lid 2, van de richtlijn in afwachting van een besluit van de Raad. Hoewel er nog geen communautaire lijst is en er geen beroep is gedaan op artikel 5 van de richtlijn, moeten de bevoegde autoriteiten rekening houden met artikel 5 van het EG-Verdrag, waarin staat dat de lidstaten geen enkele maatregel nemen die de verwezenlijking van de doelstellingen van het EG-Verdrag in gevaar brengt. Het beschadigen van belangrijke beschermde natuurgebieden zonder voorafgaande bestudering van de implicaties daarvan, kan vragen oproepen over de naleving van artikel 5 van het EG-Verdrag, als het bereiken van de doelstellingen van Richtlijn 92/43/EEG daardoor onmogelijk wordt.

Andere communautaire wetgeving kan hier ook van belang zijn. De betekenis van het terrein kan een milieueffectbeoordeling overeenkomstig Richtlijn 85/337/EEG van de Raad betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten ((PB L 175 van 5.7.1985. )) noodzakelijk maken. Die betekenis kan ook meebrengen dat artikel 4 van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten in hun natuurlijk milieu in Europa van toepassing is. Dat artikel vereist dat de verdragsluitende partijen (waartoe zowel Duitsland als de Gemeenschap behoren ((Besluit 82/72/EEG van de Raad betreffende de sluiting van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten in hun natuurlijk milieu in Europa, PB L 38 van 10.2.1982. ))) bij hun ruimtelijkeordenings- en ontwikkelingsbeleid de aantasting van bedreigde natuurlijke habitats zoveel mogelijk trachten te vermijden of te beperken. Volgens de Commissie kan de naleving van deze bepalingen ervoor zorgen dat de doelstellingen van Richtlijn 92/43/EEG niet in gevaar gebracht worden zolang de communautaire lijst niet is vastgesteld.