Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3970/97 van James NICHOLSON aan dee Raad. AHN Jae-Ku

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3970/97 van James NICHOLSON aan dee Raad. AHN Jae-Ku

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3970/97 van James Nicholson (I-EDN) aan de Raad (15 december 1997)

Betreft: AHN Jae-Ku

Ahn Jae-Ku is in juni 1994 gearresteerd en in beschuldiging gesteld op grond van de Zuid-Koreaanse wet op de nationale veiligheid. In november 1994 is hij veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. Een aantal actiegroepen voor de rechten van de mens beweren dat Ahn Kae-Ju opgesloten is wegens gebruikmaking van zijn vrijheid van meningsuiting en vereniging met vreedzame middelen, en dat hij in slechte omstandigheden gevangen gehouden wordt.

Zuid-Korea heeft verschillende internationale verdragen en conventies ondertekend die de eerbiediging van de rechten van de mens waarborgen. Wat is de mening van de Raad over de opsluiting van Ahn Jae-Ku?

Antwoord (17 maart 1998)

De Raad hecht groot belang aan de strikte eerbiediging van de mensenrechten door alle landen. De landen die internationale overeenkomsten en verdragen tot bescherming van de rechten van de mens hebben ondertekend, hebben zich er publiek toe verbonden deze rechten te verdedigen.

De Raad is er zich van bewust dat onder de nationale veiligheidswet in Zuid-Korea arrestaties worden verricht. De Raad heeft herhaaldelijk bezwaar gemaakt tegen deze wet, die kan worden gezien als een afspiegeling van de historisch gespannen situatie op het Koreaanse schiereiland. De Raad hoopt dat na het begin van het vierpartijenoverleg in Genève een oplossing kan worden gevonden.

De Raad heeft geen specifieke mening over de gevangenneming van Ahn Jae-Ku, aangezien hem geen informatie is verstrekt over de aanklacht en de omstandigheden van zijn opsluiting.