SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3993/97 van Olivier DUPUIS aan dee Raad. Het geval van de heer Khemaïs Csila (Tunesië)
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3993/97 van Olivier DUPUIS aan dee Raad. Het geval van de heer Khemaïs Csila (Tunesië)
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3993/97 van Olivier Dupuis (ARE) aan de Raad (15 december 1997)
Betreft: Het geval van de heer Khemaïs Csila (Tunesië)
De heer Khemaïs Csila, Tunesisch onderdaan en vice-voorzitter van de Tunesische Liga van de mensenrechten, is op 29 september 1997 gearresteerd wegens een politieke verklaring waarin hij uiteenzette waarom hij een hongerstaking begon, o.a. met het oog op het terugkrijgen van zijn werk en van zijn paspoort. Hier staat hier duidelijk de vrijheid van meningsuiting op het spel. Overigens heeft de delegatie van het Europees Parlement tijdens een recent bezoek aan Tunis een aantal gevallen van schendingen van de mensenrechten en de grondrechten aan de orde gesteld, waaronder dat van de heer Csila.
Welke maatregelen heeft de Raad genomen of denkt hij te nemen, opdat een einde komt aan de willekeurige hechtenis van de heer Khemaïs Csila en de ongegronde vervolgingen waaronder hij gebukt gaat? Welke initiatieven denkt de Raad meer in het algemeen te ontplooien om de Tunesische autoriteiten ertoe te bewegen een einde te maken aan de schendingen van de mensenrechten en vastberaden een begin te maken met de democratisering en de opbouw van een rechtsstaat?
Antwoord (30 maart 1998)
De Raad hecht veel politiek belang aan de bevordering en de naleving van de mensenrechten in Tunesië en volgt de ontwikkelingen aldaar op de voet.
Zoals de Geachte Afgevaardigde ongetwijfeld weet, was Tunesië het eerste land aan de Middellandse Zee dat een nieuwe Euro-mediterrane overeenkomst ondertekende. Deze overeenkomst stelt een politieke dialoog in waarbinnen beide partijen openlijk over allerlei politieke onderwerpen, met inbegrip van de mensenrechten, kunnen discussiëren. Bovendien bevat de overeenkomst een "mensenrechtenclausule¨ die bepaalt dat de betrekkingen tussen de partijen "en alle bepalingen van deze overeenkomst gebaseerd zijn op de eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten die de grondslag van hun binnen- en buitenlands beleid vormen en een wezenlijk onderdeel van de overeenkomst zijn¨.
Evenals een delegatie van het Europees Parlement onlangs heeft gedaan, heeft de Raad de kwestie van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden aan de orde gesteld en zal hij dat blijven doen, zowel in algemene zin als met betrekking tot specifieke gevallen zoals dat van de heer Khémaïs Csila, daarbij zijn Tunesische gesprekspartners herinnerend aan hun verantwoordelijkheden en verbintenissen ten aanzien van de mensenrechten in het kader van de overeenkomst EG-Tunesië en van het Barcelonaproces.