Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 4211/97 van Bryan CASSIDY aan de Commissie. Arrest van het Europese Hof van Justitie (EHvJ) van 26 oktober 1996 in de zaak Elida Gibbs Limited (zaak C317/94)

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 4211/97 van Bryan CASSIDY aan de Commissie. Arrest van het Europese Hof van Justitie (EHvJ) van 26 oktober 1996 in de zaak Elida Gibbs Limited (zaak C317/94)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4211/97 van Bryan Cassidy (PPE) aan de Commissie (21 januari 1998)

Betreft: Arrest van het Europese Hof van Justitie (EHvJ) van 26 oktober 1996 in de zaak Elida Gibbs Limited (zaak C317/94)

Bovengenoemd arrest van het EHvJ wordt kennelijk gefrustreerd doordat het in Duitsland niet en in Frankrijk en Griekenland ten dele wordt uitgevoerd.

Is het waar dat er procedures bestaan om een samenhangende toepassing van de communautaire BTW-voorschriften ingevolge beslissingen van het EHvJ te verzekeren?

Gecombineerd Antwoord van de heer Monti namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-4208/97, E-4209/97, E-4210/97 en E-4211/97 (19 maart 1998)

Zoals de Commissie al heeft aangeduid in het antwoord op de schriftelijke vraag P-1211/97 van de heer Tomlinson ((PB C 373 van 9.12.1997. )), zendt de Commissie bij arresten die worden gewezen naar aanleiding van een prejudiciële vraag en een algemene interpretatie geven van het communautaire recht in principe binnen twee maanden een brief aan alle lidstaten. Daarin vraagt de Commissie hen hoe zij het door het Hof geïnterpreteerde communautaire voorschrift en de teksten die daar betrekking op hebben, toepassen. In het onderhavige geval is een dergelijke brief naar de vijftien lidstaten gestuurd.

Uit het onderzoek van de antwoorden is gebleken dat een aantal lidstaten nog niet alle consequenties hebben getrokken uit het arrest van 24 oktober 1996 (Zaak C 317/94) Elida Gibbs en met name Duitsland, Griekenland en Frankrijk. Voor die twee laatste lidstaten heeft de Commissie besloten een onderzoek in te stellen in het kader van procedure 169 van het EG-Verdrag. Wat Duitsland betreft is de procedure, die was opgeschort in afwachting van de resultaten van de voornoemde prejudiciële vraag, hervat en de Commissie heeft besloten om een met redenen omkleed advies uit te brengen.

De Commissie heeft eveneens besloten om - bij gebreke van een antwoord op de administratieve brief van de Commissie over de toepassingsbepalingen van Oostenrijk - een onderzoek in te stellen betreffende deze lidstaat in het kader van procedure 169 van het EG-Verdrag.