Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 100/98 van Umberto BOSSI aan de Commissie. Maatregelen tegen de illegale immigratie in Europa

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 100/98 van Umberto BOSSI aan de Commissie. Maatregelen tegen de illegale immigratie in Europa

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 100/98 van Umberto BOSSI aan de Commissie. Maatregelen tegen de illegale immigratie in Europa

Publicatieblad Nr. C 223 van 17/07/1998 blz. 0109


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0100/98 van Umberto Bossi (NI) aan de Commissie (30 januari 1998)

Betreft: Maatregelen tegen de illegale immigratie in Europa

In Italië hebben felle, vaak overbodige en op een ongelofelijke manier gemanipuleerde discussies plaatsgevonden over de Albanese immigratie, die momenteel weer oplaaien naar aanleiding van de vergelijkbare situatie van de Koerden. Volgens internationale bronnen zijn op de kust van Apulië duizenden, in Turkije en Irak vervolgde Koerden geland, waardoor vanuit het oogpunt van de volksgezondheid en de openbare orde een zeer kritische situatie is ontstaan.

Volgens officiële gegevens is er sprake van een zorgwekkende toename van de criminaliteit (vooral in de grote steden en hun achterland van Noord-Italië) ten gevolge van een gedegen organisatie van de Albanese misdaad (prostitutie en handel in verdovende middelen). In iets meer dan een jaar zijn de al dan niet-illegale Albanezen erin geslaagd een heus misdaadimperium op te bouwen.

De rampzalige Italiaanse wetgeving inzake extracommunautaire immigratie (de "wet-Marcella¨) staat illegale immigranten toe om vijftien dagen op Italiaans grondgebied te verblijven alvorens dit op eigen initiatief te verlaten. Uiteraard garanderen deze regels de doortocht van illegale immigranten naar andere Europese landen (vooral Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk).

Is de Commissie voornemens concrete stappen te ondernemen, opdat Turkije, waarmee Europa over toetreding onderhandelt, een einde maakt aan de schendingen van de mensenrechten van het Koerdische volk?

Is de Commissie van plan wetgeving goed te keuren om illegale burgers uit derde landen die zich op Europees grondgebied willen vestigen, te ontmoedigen? Is de Commissie niet van mening dat de lidstaten de eigen wetgeving moeten aanpassen, opdat zij alleen burgers uit derde landen accepteren, aan wie zij legaal werk, behoorlijke levensomstandigheden en adequate sociale voorzieningen kunnen bieden?

Wat denkt de Commissie te ondernemen om te voorkomen dat criminele organisaties uit derde landen in Europa om zich heen grijpen?

Antwoord van mevrouw Gradin namens de Commissie (16 maart 1998)

De Commissie heeft de gebeurtenissen in Italië in 1997 op de voet gevolgd, met name de toestroom van Albanezen en de aankomst van diverse schepen met personen die voornamelijk afkomstig waren uit Irak en de aangrenzende regio. Met betrekking tot deze laatste ontwikkeling, waardoor verscheidene lidstaten worden getroffen, heeft de Raad op 26 januari 1998 een actieplan van de Europese Unie aangenomen dat zowel betrekking heeft op vraagstukken die onder het migratiebeleid vallen, als op onderdelen van het buitenlandse beleid van de Unie. De Commissie heeft ten volle aan de voorbereidende werkzaamheden van het actieplan deelgenomen en levert een bijdrage aan de tenuitvoerlegging ervan.

Ten aanzien van Turkije benadrukt de Commissie dat een verbetering van de mensenrechtensituatie en de voortzetting van het democratiseringsproces in Turkije van groot belang zijn voor de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Unie en Turkije. De Commissie stemt volledig in met de conclusies van de Europese Raad van Luxemburg van december 1997, waarin wordt opgemerkt dat de versterking van de banden tussen Turkije en de Europese Unie ook afhankelijk is van de voortgang van de politieke en economische hervormingen die Turkije heeft ingeleid, met name om zijn normen en praktijken op het gebied van de mensenrechten aan te passen aan die van de Europese Unie. De Raad voegde hieraan toe dat de minderheden moeten worden gerespecteerd en beschermd. Ondanks het recente besluit van Ankara om de politieke dialoog met de Europese Unie volledig op te schorten, is de Commissie voornemens haar Turkse gesprekspartners te blijven wijzen op de bezorgdheid van de Europese Unie over deze kwesties.

Volgens het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt het immigratiebeleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang beschouwd, dat onder de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken valt. Er zijn diverse teksten aangenomen, die juridisch niet bindend zijn, in het bijzonder met betrekking tot onderdanen van derde landen die illegaal in een lidstaat verblijven. In navolging van de lidstaten is de Commissie harerzijds van oordeel dat - onder voorbehoud van de toelating van asielzoekers en van personen die op humanitaire gronden worden toegelaten, en onverminderd het recht op gezinshereniging - de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling afhankelijk moet worden gesteld van de situatie op de arbeidsmarkt. Met het oog hierop heeft de Commissie een voorstel voor een overeenkomst betreffende de toelating van onderdanen van derde landen tot de lidstaten ingediend; hiereen is tevens een hoofdstuk opgenomen over de toelating met het oog op arbeid in loondienst ((PB C 337 van 7.11.1997. )). Dit voorstel wordt thans in de Raad besproken.

De Commissie is zich bewust van de problemen die de lidstaten ondervinden bij de strijd tegen de illegale immigratie en de netwerken die deze stromen vaak organiseren. Zij vestigt de aandacht op de mededeling uit 1994 over immigratie- en asielbeleid ((COM(94) 23 def. )), waarin haar strategie op deze terreinen wordt beschreven. Deze bestaat erin de beheersing van de migrantenstromen te verenigen met de volledige integratie van de immigranten die reeds legaal in de Unie verblijven.