Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 110/98 van Esko SEPPÄNEN aan de Commissie. Wegnemen van handelsbelemmeringen en stakingsrecht van werknemers

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 110/98 van Esko SEPPÄNEN aan de Commissie. Wegnemen van handelsbelemmeringen en stakingsrecht van werknemers

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 110/98 van Esko SEPPÄNEN aan de Commissie. Wegnemen van handelsbelemmeringen en stakingsrecht van werknemers

Publicatieblad Nr. C 223 van 17/07/1998 blz. 0115


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0110/98 van Esko Seppänen (GUE/NGL) aan de Commissie (22 januari 1998)

Betreft: Wegnemen van handelsbelemmeringen en stakingsrecht van werknemers

De Europese Commissie hechtte in november 1997 haar goedkeuring aan een voorstel voor een verordening, waarover de lidstaten zich moeten beraden. De Commissie zou het recht krijgen om in te grijpen wanneer in een lidstaat de invoer van goederen wordt verboden, tegengehouden of de goederen worden vernietigd.

Is de Commissie voornemens om met voorbijgaan aan het tripartiet overleg de ontwerpverordening uit te voeren zonder de werknemersorganisaties te horen?

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie (30 maart 1998)

Met de goedkeuring van een voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een mechanisme voor optreden van de Commissie ter opheffing van bepaalde handelsbelemmeringen ((PB C 10 van 15.1.1998, blz. 14. )) op 18 november 1997 heeft de Commissie zo doeltreffend mogelijk gehoor willen geven aan het verzoek van de Europese Raad van Amsterdam. Deze belemmeringen kunnen het gevolg zijn van een handeling van of van het nalaten te handelen door een lidstaat. Van het laatste kan worden gesproken wanneer de betrokken lidstaat niet alle noodzakelijke en evenredige algemene of bijzondere maatregelen treft die een einde kunnen maken aan handelingen van particulieren die belemmeringen veroorzaken. In dit verband wijst de Commissie de geachte afgevaardigde erop dat het Hof van Justitie in zijn arrest van 9 december 1997 ((Zaak C-265/95 - Commissie tegen Frankrijk. )) van oordeel was dat het nalaten van een handeling door een lidstaat onverenigbaar is met artikel 30 van het EG-Verdrag in samenhang met artikel 5. Zoals de Commissie tijdens het vragenuur van de Parlementszitting van februari 1998 in haar antwoord op mondelinge vraag H-155/98 van de heer Schörling ((Handelingen van het Europees Parlement (februari 1998). )) heeft benadrukt, doet het voorgestelde interventiemechanisme geen afbreuk aan de uitoefening van de grondrechten, zoals met name het stakingsrecht, en grijpt het ook niet in in sociale dialogen in de lidstaten. Het stakingsrecht en de uitoefening ervan worden immers door de nationale wetgeving gegarandeerd en niet door het Gemeenschapsrecht beïnvloed. Bovendien wordt het stakingsrecht sinds het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden van 1989 gerekend tot de grondrechten van de werkenden.

Als het voorstel door de Raad wordt goedgekeurd, zal de Commissie bij haar beoordeling van geval tot geval onderzoeken of de betrokken lidstaat de noodzakelijke en evenredige maatregelen heeft getroffen waarover hij op grond van zijn eigen rechtsorde beschikt en die hiermee in overeenstemming zijn (bijvoorbeeld het voeren van passend overleg), om snel een einde te maken aan de door de Commissie geconstateerde belemmering en zo het vrije verkeer van goederen te waarborgen.