SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 331/98 van Stefano DE LUCA aan de Commissie. Eerbiediging van de mensenrechten: vrijheid van vereniging en vrijheid van gedachte
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 331/98 van Stefano DE LUCA aan de Commissie. Eerbiediging van de mensenrechten: vrijheid van vereniging en vrijheid van gedachte
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 331/98 van Stefano DE LUCA aan de Commissie. Eerbiediging van de mensenrechten: vrijheid van vereniging en vrijheid van gedachte
Publicatieblad Nr. C 223 van 17/07/1998 blz. 0168
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0331/98 van Stefano De Luca (ELDR) aan de Commissie (6 februari 1998)
Betreft: Eerbiediging van de mensenrechten: vrijheid van vereniging en vrijheid van gedachte
Is de Commissie op de hoogte van het feit dat in de Italiaanse regionale wet nr. 34 van de regio Marche is bepaald dat kandidaten voor een benoeming in regionale instanties moeten verklaren niet tot een vrijmetselaarsloge te behoren?
Is de Commissie niet van mening dat deze wet afbreuk doet aan de vrijheid van gedachte en van vereniging van de burger?
Welke initiatieven denkt de Commissie te nemen, aangezien het om Europese burgers gaat, om ervoor te zorgen dat de rechtsstaat hersteld wordt en om te voorkomen dat deze beperkingen van de burgerrechten in de toekomst toegepast zouden kunnen worden op vrije burgers die deel uitmaken van geheel transparante godsdienstige of vrijdenkende verenigingen?
Is de Commissie niet van mening dat deze wet in strijd is met het Verdrag en in het bijzonder met de beginselen inzake de fundamentele vrijheden?
Antwoord van de heer Van den Broek namens de Commissie (19 februari 1998)
De Commissie hecht zeer veel belang aan eerbiediging van de mensenrechten overal ter wereld. De Unie heeft krachtens de Verdragen evenwel geen algemene bevoegdheid om eerbiediging van de fundamentele rechten te waarborgen. Zij heeft op dit vlak slechts bevoegdheid bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht, dat op eerbiediging van de fundamentele rechten is gebaseerd.
De Commissie wenst er in verband met de door het geachte Parlementslid vermelde feiten op te wijzen dat eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden ruimschoots wordt gegarandeerd in de lidstaten, zowel op binnenlands vlak via interne rechtsmiddelen als op buitenlands gebied door mechanismen die bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van de Raad van Europa zijn ingesteld.
In de rechtsorde van de Gemeenschap behoren de door het geachte Parlementlid vermelde feiten tot de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten.