SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 405/98 van Nikitas KAKLAMANIS aan de Commissie. Gebruik van radioactief ijzer bij de aanleg van de Atheense metro
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 405/98 van Nikitas KAKLAMANIS aan de Commissie. Gebruik van radioactief ijzer bij de aanleg van de Atheense metro
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 405/98 van Nikitas KAKLAMANIS aan de Commissie. Gebruik van radioactief ijzer bij de aanleg van de Atheense metro
Publicatieblad Nr. C 310 van 09/10/1998 blz. 0058
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0405/98 van Nikitas Kaklamanis (UPE) aan de Commissie (24 februari 1998)
Betreft: Gebruik van radioactief ijzer bij de aanleg van de Atheense metro
Volgens berichten in de Griekse pers wordt bij de aanleg van de Atheense metro ijzer gebruikt dat afkomstig is van Tsjernobyl en dat de kankerverwekkende radioactieve materialen cesium en strontium bevat. In diezelfde berichten wordt erop gewezen dat er geen controles zijn uitgevoerd om na te gaan hoeveel cesium 137 en strontium het ijzer bevat dat wordt gebruikt bij de aanleg van de ondergrondse metro van Athene. Dit ijzer wordt bovendien ingevoerd via een groot aantal firma's zodat het moeilijk is na te gaan waar het vandaan komt.
Wat is het officieel standpunt van de Commissie over deze kwestie en welke maatregelen denkt zij te nemen om na te gaan of het gebruikte ijzer inderdaad radioactief is, iets wat uiteraard van belang is voor de gezondheid van de miljoenen Atheners die met de metro zullen reizen?
Antwoord van mevrouw Bjerregaard namens de Commissie (14 april 1998)
De Commissie is ervan op de hoogte dat schroot dat radioactieve materialen bevat, van tijd tot tijd bij binnenkomst in de Gemeenschap of bij de poort van schrootverwerkende industrieën ontdekt wordt. In de ruime meerderheid van de ontdekte gevallen was het niet nodig, gelet op het niveau van de radioactiviteit, bijzondere maatregelen voor stralingsbescherming te nemen.
In juli 1996 heeft de Commissie een bijeenkomst georganiseerd om met vertegenwoordigers van de lidstaten dit onderwerp nader te bestuderen. Er werd geconcludeerd dat de kans op aanwezigheid van een belangrijke stralingsbron in het schroot weliswaar niet geheel kan worden uitgesloten, maar dat de bestaande maatregelen voor stralingsbescherming in de Gemeenschap een voldoende niveau van bescherming garanderen. Dit wordt bereikt door middel van een controlesysteem van de bronnen dat in de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 ((PB L 159 van 29.6.1996. Als gevolg van deze richtlijn, waarvan de voorschriften vóór 13mei2000 in werking moeten treden, worden eerdere richtlijnen ingetrokken. )) tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren, is ingevoerd.
De Commissie blijft toezicht houden op de situatie om er met name voor te zorgen dat met radioactieve materialen verontreinigd schroot niet uit de landen van Centraal- en Oost-Europa of uit de voormalige Sovjet-Unie wordt ingevoerd.
De Commissie heeft geen informatie over het specifieke geval waar het geachte Parlementslid melding van maakt.